crimineel gedrag the wire

Thema 3 veiligheid
Crimineel gedrag 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundePraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 veiligheid
Crimineel gedrag 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De fietser moet voorrang geven
Stil staan op een fietspad
Tegen het verkeer in fietsen
Op de stoep fietsen
Oversteken bij het zebrapad
Oversteken bij het zebrapad
Niet zonder handen fietsen
Niet fietsen op het schoolplein
Niet aan de linkerkant uitstappen
Gordel dragen ook achterin de auto
Gordel niet goed om

Slide 3 - Tekstslide

Crimineel gedrag

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les kun je..
  • Uitleggen wat crimineel gedrag is
  • het verschil herkennen tussen een misdrijf en een overtreding 

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Woordweb
  • Quizvraag
  • Uitleg
  • Spinner

Slide 6 - Tekstslide

Waar denk je aan bij crimineel gedrag?

Slide 7 - Woordweb

Overtredingen

  • Minder erg strafbaar feit

  • Meestal krijg je een boete

  • Bijvoorbeeld: door rood lopen/rijden, spijbelen van school, zwartrijden, wildplassen. 
Misdrijven

  • Erger strafbaar feit

  • Altijd een officier van justitie bij betrokken

  • Bijvoorbeeld: rijden onder invloed, mishandeling, drugshandel, diefstal, moord.

Slide 8 - Tekstslide

1

Slide 9 - Video

1

Slide 10 - Video

1

Slide 11 - Video

1

Slide 12 - Video

1

Slide 13 - Video

1

Slide 14 - Video

1

Slide 15 - Video

Wanneer ben je een crimineel?

Niet iedereen die een overtreding begaat, is meteen crimineel. Meestal noem je iemand crimineel wanneer er sprake is van een misdrijf.

Criminaliteit
Alle misdrijven zoals die in de wet staan.

Slide 16 - Tekstslide

01:07
Is dit een overtreding of een misdrijf?
A
Dit is een misdrijf
B
Dit is een overtreding

Slide 17 - Quizvraag

00:32
Is dit een overtreding of een misdrijf
A
Dit is een misdrijf
B
Dit is een overtreding

Slide 18 - Quizvraag

00:00
Is dit een overtreding of een misdrijf?
A
dit is een overtreding
B
dit is een misdrijf

Slide 19 - Quizvraag

00:42
Is dit een misdrijf of een overtreding?
A
Dit is een misdrijf
B
Dit is een overtreding
C
geen van beide

Slide 20 - Quizvraag

00:17
Is dit misdrijf of een overtreding?
A
Dit is een misdrijf
B
Is een overtreding

Slide 21 - Quizvraag

01:34
Is dit een overtreding of een misdrijf?
A
Dit is een misdrijf
B
Dit is een overtreding

Slide 22 - Quizvraag

01:19
Is dit een misdrijf of overtreding?
A
dit is een misdrijf
B
dit is een overtreding

Slide 23 - Quizvraag

Misdrijven
Een ernstige overtreding van een wet of regel.
Voorbeelden:
  • Moord
  • Bankoverval
  • Brandstichting
  • Doorsturen van naaktfoto's
  • Mishandeling
  • Verkrachting
  • Moord

Slide 24 - Tekstslide

Een overtreding is erger dan een misdrijf.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer bega je een overtreding?
A
Als je je niet aan een wet of regel houdt.
B
Als je je onveilig voelt op straat.
C
Als je slachtoffer van crimineel gedrag bent.
D
Als iemand je vraagt om iets te stelen.

Slide 26 - Quizvraag

Wat heb je geleerd deze les?

Slide 27 - Tekstslide

Ga naar bladzijde 82 van je kiesboek
maak groepjes van 2 en maak blz. 82,83,84

Slide 28 - Tekstslide