Tienes que decir si la frase es verdad o mentira con tu compañero/a de clase
1. In de tijd van El Cid heersen de katholieke koningen Fernando en Isabel.
2. Het Iberisch Schiereiland was verdeeld in verschillende koninkrijkjes.
3. Rodrigo Diaz de Vivar heette ook El Cid campeador.
4. De koning verbande El Cid van zijn koninkrijk.
5. El Cid ging ook werken voor een Moorse overheerser.