12.2 Het zit in de familie

12.2 Het zit in de familie

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

12.2 Het zit in de familie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Herhaling van 12.1
2. Lesdoelen 12.2
3. Theorie 12.2 
4. Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Leerwerk
Huiswerk = 12.2 maken

*Aanbeveling: maak een begrippenlijst van 12.2 

Slide 3 - Tekstslide


Kijk, als je 12.1 lastig vond, het volgende filmpje: https://www.youtube.com/watch?v=0BCHKRRqIQU (4 min)

Slide 4 - Tekstslide

Hebben deze mensen hetzelfde genotype en fenotype?
A
Zelfde genotype / zelfde fenotype
B
Zelfde genotype / verschillend fenotype
C
Verschillend genotype / zelfde fenotype
D
Verschillend genotype / Verschillend fenotype

Slide 5 - Quizvraag

Homozygoot
Homozygoot
Homozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot
Heterozygoot
Dominant
Dominant
Dominant
Recessief
Recessief
Recessief

Slide 6 - Sleepvraag

Lesdoelen 12.2
'Het zit in de familie'
Je kan uitleggen hoe aandoeningen overerven.

Je kan ook uitleggen hoe je eigenschappen in een stamboom weergeeft.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe krijg je een erfelijke aandoening?
Erfelijke aandoeningen: veroorzaakt door foutjes in de genen. 
Monogeen: erfelijke aandoening bepaald door één gen (bv albinisme)

Recessief overervende ziekte: 
ziekmakende allel dat niet tot uiting komt bij een heterogeen genenpaar 

Drager: mensen die één recessief allel bij zich dragen en niet ziek zijn. 

Slide 8 - Tekstslide

Uitlegfilmpjes.


https://www

- 5 min. monohybride kruisingen

Slide 9 - Tekstslide

Recessief overervende ziekte 
- Als beide ouders heterozygoot zijn voor een eigenschap (bv Aa + Aa)

- Als de ziekte niet tot uiting komt, noem je het ziekmakende allel 'recessief' (bv 'a')

-> Is dochter ziek, dan is zij 'aa'.  

Slide 10 - Tekstslide

Dominant overervende ziekte
- Als één van de ouders heterozygoot is, andere ouder homozygoot (recessief) is.
- Kind dat gezond is móet wel 'aa' zijn. Dominant krijg nl altijd hoofdletter. Dus kind dat Aa is, is óók ziek. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Iemand die wel het gen voor de zieke hypofosfatase bezit maar zelf niet ziek is, wordt een drager genoemd.

Is Stephanie een drager? En Henry?

A
Alleen Stephanie is een drager.
B
Alleen Henry is een drager.
C
Stephanie en Henry zijn beiden drager.
D
Stephanie en Henry zijn beiden geen drager.

Slide 13 - Quizvraag

Weinig kleurenblinde meisjes
Geslachtsgebonden recessieve overerving:
als een aandoening veroorzaakt wordt door een  gen op het X-chromosoom en recessief is. ->
Vrouw heeft nog een ander X-chromosoom om 'te compenseren', dus mannen met x-chromosomale aandoening komt vaker voor. 

Noteren van geslachtsgeb.eigenschap:
voorbeeld: XA en Xa. 

Slide 14 - Tekstslide

X-chromosomale afwijking -> voorbeeld
Voorbeeld: op Y-chromosoom zitten geen allelen voor de eigenschap kleurenblindheid. 

Zie afbeelding hiernaast. 
- Genotype vader met dominante allel noteer je als XAY. (niet kleurenblind)
- Genotype van moeder noteer je als XAXa. (drager)

meisje kan alleen kleurenblind zijn als vader kleurenblind is en moeder drager. 

Slide 15 - Tekstslide

Welke zin over een dominante x-chromosomale overerving van een afwijking is juist?
A
Een vader met een afwijking geeft dit door aan al zijn zoons
B
Een vader met een afwijking geeft dit door aan al zijn dochters
C
Een moeder met een afwijking geeft dit door aan al haar zoons
D
Een moeder met een afwijking geeft dit door aan al haar dochters

Slide 16 - Quizvraag

De ziekte van Duchenne komt veel vaker bij mannen voor. Dit is dus waarschijnlijk een:
A
y-chromosomale overerving
B
x-chromosomale overerving
C
ziekte veroorzaakt door defect testosteron
D
alleen via de vader te erven

Slide 17 - Quizvraag

Snap je het? -> Ja-> Top! 
Nee? -> Filmpje ! :) (6.5 minuut)

Slide 18 - Tekstslide

Waarvoor gebruik je een stamboom?
Stamboom: overzicht van een familie  waarin je de fenotypen van elk persoon voor een bepaalde eigenschap noteert. 

Neem nu de afbeelding hiernaast eens in je op. Gun jezelf een minuut de tijd. 

Slide 19 - Tekstslide

Uitlegfilmpje meneer Biodam 
Gun jezelf de tijd: 7 min. Helder verhaal!

Slide 20 - Tekstslide


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk de stamboom hiernaast voor de eigenschap links- en rechtshandigheid. De witte symbolen stellen linkshandige personen voor en de zwarte symbolen rechtshandige.
Kun je aan de hand van deze stamboom zeggen welk allel dominant is? Licht je antwoord toe.

Slide 22 - Open vraag

Wanneer laten ouders een stamboomonderzoek doen?
Een stamboom geeft informatie over hoe een eigenschap overerft.

Erfelijkheidsvoorlichters gebruiken stambomen om een advies te kunnen geven aan mensen die een erfelijke aandoening in de familie hebben.

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk 12.2
Opdr. 4, 11, 12, 13, 16, 19abcd.

Slide 24 - Tekstslide