NN6 2TH H4 Taalverzorging lastige werkwoorden

Welkom 2C

Lastige werkwoorden
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom 2C

Lastige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel

Je kunt werkwoorden in de tegenwoordige tijd en verleden tijd én de voltooid deelwoorden goed spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Voor de vakantie: Cluedo grammatica en werkwoordspelling gedaan. Ging over pw, ow etc en over pv tt voltooid deelwoord etc. 

extra uitleg over de werkwoorden!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie vormen werkwoorden

1.  persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. persoonsvorm verleden tijd
3. voltooid deelwoord 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Hoor je een 't', dan schrijf je een 't' ('lopen')





  • Stam
    hele ww min -en, wordt belov
    Ik-vorm = aangepaste vorm
    (ik beloof)
  • Het gebeurt nu/nooit/regelmatig/altijd
  • Je krijgt NOOIT +d als er géén -d in het werkwoord zit!


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vorm kies je?
Opdrachtje: Welke vorm kies je?
(Je mag 'lopen' (gebruiken)!)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm verleden tijd - zwakke werkwoorden
Onderwerp enkelvoud = ik-vorm + te / de
Onderwerp meervoud = ik-vorm + ten / den --> dus: meervoud krijgt een n!!

Te(n) of de(n)?
- verlengproef (langer maken!)
- 't eX-FoKSCHaaP / 't eX KoFSCHiP
   hele werkwoord min -en
   laatste letter in 't ex-fokschaap? JA = +te(n),  NEE = +de(n)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm verleden tijd - sterke werkwoorden
  • Deze veranderen in de verleden tijd van klank
  • Hebben een eigen vorm
    (Uit je hoofd leren! Er zijn geen regels!)
  • Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om te veranderen van vorm.
    Onthoud dit; 'Van lopen word je sterk' (sterk werkwoord)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

verhuiste of verhuisde?
leefde of leefte?
Gebruik ‘t eX-FoKSCHaaP / 't eX-KoFSCHiP
Het hele werkwoord min 'en'
zit de laatste letter wél in het kofschip? --> dan +t,
zit de laatste letter níét in het kofschip? --> dan +d.
                
               verhuizen -> verhuiz -> Z -> NEE -> verhuisde(n)
                leven -> lev -> V -> NEE -> leefde(n)
                maken -> mak -> K -> JA -> maakte(n)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voltooid deelwoord
Vaak ziet het er zo uit:                                                          (Gebruik 't eX-FoKSCHaaP!)
Ge- + ik-vorm + d of t
Plakken -> ge-plak-...
Boffen -> ge-bof-...
Rennen -> ge-ren-...

Een voltooid deelwoord begint ook  vaak met be-, ge-, ver-, ont-, of her-:
betaald, gegroeid, verteld, ontdekt, herinnerd.
Een volt deelwoord heeft ALTIJD een hulpwerkwoord nodig:

hebben, zijn of worden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werkwoorden die beginnen met 
ge-, be-, ont-, ver-, her- 
Woorden die met deze voorvoegsels beginnen zijn lastig(er)!
voorbeeld:    Jan verstuurt een bericht.
                                        Jan heeft een bericht verstuurd.

Bij de tegenwoordige tijd is het gewoon verstuurt!
Bij een voltooid deelwoord is het verstuurd!
Versturen -> min en -> verstur --> de r zit niet in  't eX-KoFSCHiP 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Patrick .....al zijn vrije tijd aan Minecraft
A
besteed
B
besteedt
C
besteet

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

...... jij je netjes aan voor je naar school gaat?
A
kleed
B
kleedt
C
kleet

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Casper heeft zich in de deadline......
A
vergisd
B
vergisdt
C
vergist

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoezo lastige werkwoorden?!
Werkwoorden kun je in drie werkwoordsvormen opschrijven
tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd:
 tt -> Ik lach
vt -> ik lachte
Volt dlw -> ik heb gelachen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoezo lastig dan?!
Sommige werkwoorden klinken in de tegenwoordige tijd EN in de voltooide tijd hetzelfde, MAAR schrijf je anders:

Tim verstuurt een berichtje. (tt)
Tim heeft (hww) een berichtje verstuurd. (volt dw)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoezo lastig dan?!
Ook klinken sommige werkwoorden in de tegenwoordige tijd en voltooide tijd hetzelfde EN schrijf je ook nog eens hetzelfde!!

Meneer Van den Bos gebruikt een hamer. (tt)
Meneer Van den Bos heeft (hww) een hamer gebruikt. (volt.dlw)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
Sommige werkwoorden lijken in de tegenwoordige tijd en in het voltooid deelwoord op elkaar!

Bepaal welke vorm het is en kies dan de juiste uitgang: 
tegenwoordige tijd alleen +t toevoegen (bij jij/hij-vorm)
voltooid deelwoord +d of +t door 't eX-FoKSCHaaP


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de tt - vt - volt.dlw
van lastige werkwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

HUISWERK
Je kent de verschillende werkwoordsvormen
(zie blz 116 groene blok)

Je maakt blz. 116-117 opdrachten 1 t/m 6 (óók 5)
Opdracht 1 en 3 in je werkboek, rest in je losse schrift!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb deze les geleerd:

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies