werkwoord

werkwoord
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Morgen
wordt
het
feest
gevierd.

Slide 4 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
kocht 
het
mooie
cadeau.

Slide 5 - Sleepvraag

Zinnen
1. Mag jij vuurwerk afsteken?

2. Hij heeft een nieuwe auto.

3. De meeste leraren hebben veel nakijkwerk.

4. Dat zou ik nooit gedaan hebben.

5. Hij heeft haar niet gelukkig kunnen maken.

Oefenen        rood: zww        blauw: hww
1. Mag jij vuurwerk afsteken?

2. Hij heeft een nieuwe auto.

3. De meeste leraren hebben veel nakijkwerk.

4. Dat zou ik nooit gedaan hebben.

5. Hij heeft haar niet gelukkig kunnen maken.

Slide 6 - Tekstslide

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Zij
laten
hun
auto
morgen
repareren. 

Slide 7 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Kan
je
niet
beter
uitkijken!

Slide 8 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Haar
broers
zitten
me
altijd
te 
treiteren. 

Slide 9 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Hij 
heeft
weer
niet
geluisterd.

Slide 10 - Sleepvraag

hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
Max
zou
dat
gedaan
kunnen
hebben.

Slide 11 - Sleepvraag

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Ik heb heel lekker gegeten.
A
heb
B
gegeten

Slide 12 - Quizvraag

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Wij mochten in het zwembad zwemmen.
A
mochten
B
zwemmen

Slide 13 - Quizvraag

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Wij kunnen de weg vragen aan de meneer.
A
kunnen
B
vragen

Slide 14 - Quizvraag

Welk werkwoord heeft betekenis?
(zww)
Hans en Grietje werden achtergelaten in het bos.
A
werden
B
achtergelaten

Slide 15 - Quizvraag

Een kettingbotsing kan veel schade veroorzaken
- kan -
A
hww
B
zww

Slide 16 - Quizvraag

Een kettingbotsing kan veel schade veroorzaken
- veroorzaken -
A
hww
B
zww

Slide 17 - Quizvraag

Een 8-jarige jongen is met zijn been klem komen te zitten in een put
- is -
A
hww
B
zww

Slide 18 - Quizvraag

Een 8-jarige jongen is met zijn been klem komen te zitten in een put
- komen -
A
hww
B
zww

Slide 19 - Quizvraag

Een 8-jarige jongen is met zijn been klem komen te zitten in een put
- zitten -
A
hww
B
zww

Slide 20 - Quizvraag

Een amateurvoetballer heeft tijdens een sliding zijn been gebroken
- heeft -
A
hww
B
zww

Slide 21 - Quizvraag

Een amateurvoetballer heeft tijdens een sliding zijn been gebroken
- gebroken -
A
hww
B
zww

Slide 22 - Quizvraag

Ik heb altijd dierenarts willen worden
- heb -
A
hww
B
zww

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb altijd dierenarts willen worden
- willen -
A
hww
B
zww

Slide 24 - Quizvraag

Ik heb altijd dierenarts willen worden
- worden -
A
hww
B
zww

Slide 25 - Quizvraag

In Madame Tussauds in Londen staat sinds 2013 een wassenbeeld van zangeres Adele.
A
staat = hww
B
staat = zww

Slide 26 - Quizvraag

Aan de zuidkust van Florida zijn om nog onbekende redenen tientallen dode grienden aangespoeld.
A
zijn = hww aangespoeld = hww
B
staat = zww aangespoeld = hww
C
zijn = hww aangespoeld = zww
D
zijn = zww aangespoeld = zww

Slide 27 - Quizvraag

Een postbode heeft maandenlang post achtergehouden.
A
heeft = hww achtergehouden = hww
B
heeft = zww achtergehouden = hww
C
heeft = hww achtergehouden = zww
D
heeft = zww achtergehouden = zww

Slide 28 - Quizvraag

De meteorietinslag in Rusland had ook in Nederland kunnen gebeuren.

A
had - kunnen = hww gebeuren = zww
B
had - gebeuren = hww kunnen = zww
C
had - kunnen = zww gebeuren = hww

Slide 29 - Quizvraag