Spreekopdracht: De supermarkt

• NT2
• Speciaal Onderwijs
• Leerroute 4

De supermarkt

Supermarkt

Wat ga je leren?

1. Ik kan vragen waar iets staat in de supermarkt.

2. Ik kan de routebeschrijving begrijpen.

3. Ik kan terugkijken op mijn opdracht.

Deze ochtend...

Ga je echt naar de supermarkt!

Nu gaan we oefenen...

Ik stel vragen in de supermarkt.

Ik maak vraagzinnen.

Mag ik 4 appels van u?

Kunt u mij vertellen waar de eieren zijn?

Mag ik een bruin brood?

Dialoog:

1: Goede morgen!

2: Goede morgen!

1: Kan ik u helpen?

2: Ja, ik wil graag 1 kilo vis.

1: Dat kan. Anders nog iets?

2: Ja, 300 gram witte kaas.

1: Prima. Alstublieft. Is dat alles?

2: Ja, dat is alles.

1: Dat is dan 12 euro alstublieft.

2: Ik wil graag pinnen.

1: Dat kan. Alstublieft, u kunt pinnen.

2: Goed.

1: Wilt u de bon?

2: Ja, graag.

1: Tot ziens.

2: Tot ziens.

- Zeg tegen uw leerlingen dat ze gaan       oefenen met praten in de                           supermarkt.

- Leg uit dat het een gesprek is tussen       2 personen.

- Lees de dialoog langzaam voor. 

- Lees de eerste zin en zeg deze samen     met de leerlingen na. 

- Doe daarna de rest van de zinnen. 

- Doe dit een aantal keer. Voer het               tempo op. Laat ook individueel                 herhalen.

de boodschappen

de winkel

het gangpad

eerste, tweede, derde,...

links - linkerkant

rechts - rechterkant

snappen - begrijpen

Geen probleem!

De woorden

vragen

het gangpad

eerst, tweede, derde,...

links - linkerkant

rechts - rechterkant

snappen - begrijpen

geen probleem!

Vragen in de supermarkt

Kunt u mij helpen?

Mag ik u wat vragen?   --------     Natuurlijk, zegt u het maar

Waar kan ik het brood vinden? ------  Het volgende gangpad, links

Hoeveel kosten de aardbeien? ----------- 3 euro per doosje

Kan ik contant betalen? ------- Nee, u kunt alleen pinnen   

Oefenen

Deze ochtend...

ga je echt naar de supermarkt!

Film de opdracht

Let op!

Vraag (in het Engels/Nederlands) of je mag filmen.

Nee? --> NIET FILMEN! (alleen audio)

Deze ochtend...

Hoe ging het?

Vul het blad verder in (de achterkant).