7. Soorten klimaten

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Par. 2.7

 Soorten klimaten

Leerdoelen 

• Je kunt de klimaten indelen op basis van de temperatuur en de neerslag.
  
• Je weet welke kenmerken bij de verschillende klimaten horen.
  
• Je kunt de relatie leggen tussen het klimaat en de plantengroei.

Het Köppensysteem

• A-klimaat = Tropisch klimaat
• B-klimaat = Droog klimaat
• C-klimaat = Zeeklimaat
• D-klimaat = Landklimaat
• E-klimaat = Poolklimaat

Tropisch klimaat

• veel neerslag
• temp hoger dan 18 gr C
• tropisch regenwoud

Droog klimaat

• weinig tot geen neerslag 
• veel verdamping 
• noemen we ook wel woestijnklimaat

Zeeklimaat

• gematigd klimaat (In Zuid-Europa middellandse zeeklimaat)
• grote invloed van de zee
• niet heel koud in de winter, niet  heel warm in de zomer
• veel neerslag 
• loofbomen 

Landklimaat

• geen invloed van de zee
• groot verschil koude winter en warme zomer
• naaldbomen 

Poolklimaat

• koudste klimaat
• nooit warmer dan 10 gr C
• bij de noordpool en  zuidpool en hoge bergen
• mossen

Welk klimaat heeft Nederland?

1. Toendraklimaat
2. Zeeklimaat
3. Hooggebergte
4. Landklimaat

1. Droog klimaat
2. Poolklimaat
3. Gematigd klimaat
4. Tropisch klimaat

1. Poolklimaat
2. Tropisch klimaat
3. Droog klimaat
4. Gematigd klimaat

1. Droog klimaat
2. Tropisch klimaat
3. Poolklimaat
4. Gematigd klimaat

Welk klimaat krijgt de letter E?

1. Tropisch klimaat
2. Droog klimaat
3. Zeeklimaat
4. Poolklimaat

In welk klimaat valt de meeste regen?

1. Landklimaat
2. Zeeklimaat
3. Tropisch klimaat
4. Koud klimaat

De landen in Zuid-Europa hebben een ...

1. Zeeklimaat
2. Landklimaat
3. Droog klimaat
4. Middellandse zee klimaat

Welk klimaat hoort bij dit kenmerken? Hele jaar door neerslag, zomers koel, winters zacht.

1. Landklimaat
2. Middellandse zeeklimaat
3. Zeeklimaat
4. Droog klimaat

Met welke letter geeft het Köppen systeem het tropisch klimaat weer?

1. A
2. B
3. C
4. D

In het gebied rondom de evenaar heb je een....

1. Woestijnklimaat
2. Tropisch klimaat
3. Landklimaat
4. Zeeklimaat

In een tropisch klimaat wordt het nooit kouder dan...

1. 15 graden
2. 18 graden
3. 20 graden
4. 23 graden

Wat moet je nu kunnen en kennen? 

Je moet alle begrippen kunnen uitleggen. 

Je moet de lesdoelen kunnen beantwoorden.

Je moet een samenvatting of een mindmap kunnen maken.