Oefenen met signaalwoorden

Agenda
Programma
Wat weet je (nog)?
start hoofdstuk 4 -->signaalwoorden
werken aan BSA
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Agenda
Programma
Wat weet je (nog)?
start hoofdstuk 4 -->signaalwoorden
werken aan BSA

Slide 1 - Tekstslide

Regels en andere zaken
  • We komen op tijd, zo niet geel briefje halen​
  • ​We spreken met, tegen en over elkaar met respect​
  • ​Telefoons in je zak of tas. Mocht je je telefoon nodig hebben voor een opdracht dan zal ik dat aangeven​.
  • invulling lessen
  • (Leermiddelen mee, we werken op een laptop  geen telefoon en met de licentie)





Slide 2 - Tekstslide

MBO: 5 onderdelen in 4 examens

Het centraal examen -->Lezen​ en Luisteren​   periode 5
De instellingsexamens via TOA -->
Spreken​                                                             periode 4
Gesprekken Voeren​                                      periode 5
Schrijven                                                            periode 4



Slide 3 - Tekstslide

Puntentelling
Centraal examen 1 punt bijv. 7,0​

​Instellingsexamens  gemiddelde = 1 punt (bijv. 5,6,7) 6,0 ​
​Eindcijfer (7,0 + 6,0) / 2 = 6,5 = eindcijfer 7​
​Eindcijfer moet minimaal een 5 zijn (gemiddeld 4,5), maar dan moet rekenen minimaal een 6,0 zijn.​
Heb je een 6,0 (of hoger) voor Nederlands, dan mag je voor rekenen een 5,0 halen.​







Slide 4 - Tekstslide

Wat weten we nog van signaalwoorden en samenhang?

Slide 5 - Open vraag

Lesdoel "samenhang"
Je herkent signaalwoorden en welk verband ze aangeven in de tekst.
Je kunt ook zelf signaalwoorden gebruiken in je tekst.

Slide 6 - Tekstslide

Zinnen en alinea's:
Signaalwoorden geven verband aan tussen woorden, zinnen of alinea's
Tekstverbanden zijn:
opsomming
tegenstelling
conclusie
reden

Een tekst die goed is opgebouwd heeft altijd logische verbanden tussen de verschillende zinnen en alinea’s.

Slide 7 - Tekstslide

Welke signaalwoorden ken je al?

Slide 8 - Open vraag

signaalwoorden opdracht
werk in tweetallen
schrijf zoveel mogelijk signaalwoorden op
5 minuten

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Opsomming
allereerst, vervolgens, daarna, ten eerste/tweede/derde.

Allereerst hebben jullie  vandaag Nederlands les, vervolgens gaat Herman jullie lastig vallen en tenslotte zien jullie ons allebei



Slide 11 - Tekstslide

Tegenstelling

maar, echter, hoewel, toch

Ik houd wel van winterweer maar ik zit toch liever bij de kachel. In tegenstelling tot Noah die het heerlijk vindt om in de kou te zijn

Slide 12 - Tekstslide

Welke signaalwoorden?
1. Pieter moest gaan lopen omdat hij een lekke band kreeg.

2. Elsa had zich verslapen, maar was nog net op tijd voor haar examen.

Slide 13 - Tekstslide

Opsomming

Tegenstelling

Toelichting/voorbeeld

Doel-middel

Oorzaak-gevolg



Ten eerste, vervolgens, en, ook

Maar, echter, toch

Bijvoorbeeld, zoals

Daarvoor, zodat, om....te

Doordat, waardoor

Slide 14 - Tekstslide

Nu eerst signaalwoorden herkennen.

Slide 15 - Tekstslide

Ik ben vandaag iets later thuis, WANT ik ga eerst nog even boodschappen doen.
A
Samenvatting
B
oorzaak
C
Doel-middel
D
Reden/argument

Slide 16 - Quizvraag

Ik voer dit onderzoek uit ZODAT ik kan bewijzen dat dit plan moet worden uitgevoerd.
A
Tegenstelling
B
Conclusie
C
Oorzaak-gevolg
D
Doel-middel

Slide 17 - Quizvraag

VANWEGE het lawinegevaar konden we niet gaan skiën.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Toelichting
D
Samenvatting

Slide 18 - Quizvraag


Hij ging op tijd van huis vanmorgen. TOCH miste hij de trein.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
C
Tegenstelling
D
Conclusie

Slide 19 - Quizvraag

AL MET AL zie ik maar één mogelijkheid: stoppen met roken!
A
Conclusie
B
Toelichting
C
Samenvatting
D
Opsomming

Slide 20 - Quizvraag

Het Rode Kruis zoekt dringend vrijwilligers OM aan de groeiende hulpvraag TE kunnen voldoen.

A
Oorzaak-gevolg
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Doel-middel

Slide 21 - Quizvraag

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken EN een pizza. Hier is sprake van een
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Toelichting

Slide 22 - Quizvraag

Nu  signaalwoorden kiezen/schrijven.

Slide 23 - Tekstslide

Op vakantie lopen mensen vaak ziektes op ..……
malaria en het zika-virus.
A
zoals
B
zodat
C
als gevolg van
D
echter

Slide 24 - Quizvraag

Ik wil graag een nieuwe fiets kopen, .....
dit kan niet want ik heb geen geld.
A
daardoor
B
dus
C
maar
D
toch

Slide 25 - Quizvraag

We zijn nog geen achttien jaar, ...…
we mogen nog geen alcohol kopen.
A
tenzij
B
dus
C
zodat
D
want

Slide 26 - Quizvraag

.....Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tenzij
B
Hoewel
C
Omdat
D
Zodat

Slide 27 - Quizvraag

Typ zoveel mogelijk signaalwoorden

Slide 28 - Woordweb

Typ een zin met een opsomming. Gebruik een signaalwoord

Slide 29 - Open vraag

Typ een zin met een tegenstelling. gebruik een signaalwoord.

Slide 30 - Open vraag

lesdoel bereikt? 
Je kunt verbanden en signaalwoorden benoemen.
Je kunt deze verbanden en signaalwoorden in veelvoorkomende tekstsoorten aanwijzen en de functie ervan benoemen.

Slide 31 - Tekstslide

Was deze les nuttig voor jou?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll