2.4 Bij welke groep hoor jij?

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Jullie kunnen het begrip 
identificatie gebruiken


Slide 2 - Tekstslide

Identificatie & Groepsidentificatie

identificatie: je herkent kenmerken van jezelf in een ander
''ik identificeer me met jou''

groepsidentificatie: je voelt je verbonden met een groep omdat je dezelfde kenmerken of gewoontes hebt als zij.
''ik identificeer me met jullie''

Slide 3 - Tekstslide

Identificatie & Groepsidentificatie

identificatie: je herkent kenmerken van jezelf in een ander
''ik identificeer me met jou''

groepsidentificatie: je voelt je verbonden met een groep omdat je dezelfde kenmerken of gewoontes hebt als zij.
''ik identificeer me met jullie''

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ontstaat een groepsgevoel?


1. De plaats waar je vandaan komt
2. De religie waar je in gelooft
3. Wanneer mensen dezelfde belang of probleem hebben
4. Wanneer mensen dezelfde smaak of interesse hebben

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De samenleving verandert
  •  De welvaart steeg
  •  Jongeren konden doorleren & hadden meer vrije tijd
  •  Ze zetten zich af tegen de waarden & normen van thuis en van school
  •  De invloed van de kerk werd kleiner
  •  Mensen waren minder onderdeel van een groep: meer als individu
1960 - heden
Individualisering
Persoonlijke vrijheid en ontwikkeling werden belangrijker. 
Individualisering: meer vrijheid om je eigen pad te kiezen

Slide 10 - Tekstslide

Polarisatie
Wanneer een groep zich heel erg verbonden voelt met elkaar hebben ze een duidelijk 'wij-gevoel'. Hierbij hoort ook een 'zij'. Dit zorgt soms voor problemen.
Bijvoorbeeld: oud/jong, autochtoon/allochtoon, rijk/arm

Slide 11 - Tekstslide

Wat is sociale cohesie?

Slide 12 - Open vraag

Hoofdstuk 2.4
15 min

Slide 13 - Tekstslide