1.2 Personal and possessive pronouns
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden ken je in het Engels?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Possessive Pronouns
That car is ... (van haar)
That car is ... (van haar)
Slide 4 - Open vraag
Personal pronoun:
_____ is my dog. (het)
_____ is my dog. (het)
Slide 5 - Open vraag
Possessive Pronouns
This rubber ducky is ... (van hun).
This rubber ducky is ... (van hun).
Slide 6 - Open vraag
Possessive pronoun
Is he ___ teacher?
Is he ___ teacher?
Slide 7 - Open vraag
Gebruik de personal pronouns
_____ need to weigh myself.
_____ need to weigh myself.
Slide 8 - Open vraag
Possessive Pronouns
That painting is ... (van hem).
That painting is ... (van hem).
Slide 9 - Open vraag
Possessive Pronouns
That ugly car is ... (van haar).
That ugly car is ... (van haar).
Slide 10 - Open vraag
Maak een zin met een Personal Pronoun.
Slide 11 - Open vraag
Possessive Pronouns
That is a painting ... (van hem).
That is a painting ... (van hem).
Slide 12 - Open vraag
Personal pronoun voor een dier + to drink
