P9 Grammatica, meewerkend voorwerp VWO 1

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen (zin opdelen in zinsdelen met zinsdeelstrepen)
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde 
  • Lijdend voorwerp 
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Stappen
  • Persoonsvorm
  • Zinsdelen (zin opdelen in zinsdelen met zinsdeelstrepen)
  • Onderwerp
  • Werkwoordelijk gezegde 
  • Lijdend voorwerp 
  • Meewerkend voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling


Slide 1 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp 
Geeft aan voor wie iets bestemd is 

1. Noteer het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp (er staat dus vaak een lv in!).
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 
3. Controleer of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen. 

Slide 2 - Tekstslide

voorbeeld 
De jury heeft Liz een gouden medaille gegeven.
ow = de jury
wg = heeft gegeven
lv = een gouden medaille
mv = ...
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp? 


Slide 3 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp komt voor in zinnen waarin iemand iets 'vertelt' (uitleggen, zeggen, enzovoort) of 'geeft' (lenen, sturen, overhandigen, enzovoort).


Tip!
Bij het meewerkend voorwerp moet je de woorden 'aan' of 'voor' toe kunnen voegen of weg kunnen laten.

Slide 4 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp kan beginnen met 'aan', maar dat hoeft niet. Meestal kun je 'aan' er wel voor zetten. 

- De ober / heeft / de menukaart / gegeven / aan de gasten (mv).
- De ober / heeft / de gasten (mv) / de menukaart / gegeven.

De zinsvolgorde kan dus veranderen. 

Slide 5 - Tekstslide

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
A
aan/voor wie + pv + ow +lv?
B
aan/voor wie + ow + lv?
C
aan/voor wie + wg + ow +lv?
D
aan/voor wie + wg + lv?

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het wg?
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
zongen een vrolijk welkomstlied
B
zongen voor
C
zongen
D
alle aanwezigen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het ow?
Zal de oud-kampioen vanavond de winnaar een medaille opspelden?
A
de winnaar
B
de oud-kampioen
C
zal
D
een medaille

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politie.
A
de verdwaalde toerist
B
de politie
C
vroeg
D
de weg

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het mv?
Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.
A
voor de jarige
B
de jarige
C
alle aanwezigen
D
een vrolijk welkomstlied

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'
A
De jongen
B
een liefdesbrief
C
aan zijn vriendin
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'
A
Mijn oma
B
mij
C
het recept
D
Er is geen meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quizvraag

Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Alles voor de persoonsvorm is één zinsdeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Zoek het meewerkend voorwerp.
Shirley kocht zes rozen voor haar vriend voor Valentijnsdag.
A
voor haar vriend
B
zes rozen
C
haar vriend
D
voor Valentijnsdag

Slide 16 - Quizvraag

Zoek het meewerkend voorwerp.
De kleine jongen gaf de reus geen kans meer.
A
de kleine jongen
B
de reus
C
geen kans
D
er is geen meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

1A1: Als er geen meewerkend voorwerp is kan er wel een lijdend voorwerp zijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag