In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Bloemen
Slide 1 - Tekstslide
Alle zaadplanten maken bloemen.
Bloemen bevatten geslachtsorganen van de plant.
Slide 2 - Tekstslide
Bouw van een bloem
Slide 3 - Tekstslide
Bloemen voor voortplanting
Kelkbladeren: De buitenste krans van kleine, groene bladeren.
Zorgen voor bescherming bv voor kou.
Slide 4 - Tekstslide
De kroonbladeren
Vormen de kroon van de bloem.
Mooi gekleurd en ruiken lekker, waarom?
Slide 5 - Tekstslide
Veel soorten planten hebben bloemen die tweeslachtig
Waarom zou dit zijn?
Slide 6 - Tekstslide
Mannelijke geslachtsorganen
De meeldraden zijn de mannelijke geslachtsorganen. (helmdraad en helmknop samen)
Bovenop de meeldraad wordt het stuifmeel (pollen) gemaakt.
Dat zijn mannelijke geslachtscellen.
Slide 7 - Tekstslide
Vrouwelijk geslachtsorganen
Stempel, stijl en vruchtbeginsel samen noem je de stamper.
Stamper is het vrouwelijke geslachtsorgaan van de bloem.
Stempel en de stijl -> vruchtbeginsel, (daarin zit het zaadbeginsel)
daarin ontstaan eicellen
Slide 8 - Tekstslide
Bestuiving
Slide 9 - Tekstslide
Insectenbloemen
Sommige bloemen worden bestoven met behulp van insecten. Deze bloemen moeten opvallen door kleur of geur. Insecten gaan op zoek naar nectar Het stuifmeel is plakkerig en ruw
Slide 10 - Tekstslide
Insectenbestuiving
Door insecten
Slide 11 - Tekstslide
Wind bestuiving
Door de wind
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Bevruchting
Stuifmeelkorrel maakt stuifmeelbuis Die groeit naar de eicel toe Eicel en stuifmeelkorrel versmelten met elkaar: Bevruchting
Slide 14 - Tekstslide
Na bevruchting
Groeit iedere bevruchte eicel uit tot zaad Er kunnen meerdere zaden per vruchtbeginsel zijn De eicellen zitten in zaadbeginsels en groeien samen uit tot zaadje Het vruchtbeginsel wordt de vrucht
Slide 15 - Tekstslide
Maken:
Thema 7
Basisstof 1, 2 en 3
timer
5:00
Slide 16 - Tekstslide
Bloemen
Kroonbladeren
Kelkbladeren
Helmdraad
Stamper
Slide 17 - Tekstslide
Bloemen
Meeldraad;
*Helmknop
*Helmdraad
*Helmhokje
*Stuifmeelkorrels
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Aar
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Schicht
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Bloeikolf
Slide 24 - Tekstslide
Fotosynthese
Slide 25 - Tekstslide
Planten zijn erg belangrijk want...
- Planten dienen als voedsel voor de dieren.
- Planten maken zuurstof
Slide 26 - Tekstslide
Glucose wordt gemaakt uit: Koolstof, waterstof, energie.
Slide 27 - Tekstslide
Bladgroenkorrels
water + koolstofdioxide ⇒⇒⇒⇒⇒⇒⇒ glucose en zuurstof
Licht
Begin met twee stoffen nodig zijn als grondstof.
Na het proces ontstaan: glucose en zuurstof.
Bladgroenkorrels en licht nodig zijn om het goed te laten verlopen.
Slide 28 - Tekstslide
Fotosynthese in groene delen
Bladmoes met daarin:
Bladgroenkorrels
Slide 29 - Tekstslide
Verschillen tussen plantencellen en cellen van dieren.
Alle cellen hebben een celmembraam, een celkern en cytoplasma.
Bladgroenkorrels, celwand en grote vacuolen komen alleen voor in plantencellen.
dierlijke cel
plantencel
Slide 30 - Tekstslide
Glucose die overdag ontstaat wordt omgezet in zetmeel.
Dit blijft in de cel en snachts wordt het weer glucose.
Suikers voor ernergie.
Bouwstoffen en reservestoffen
Slide 31 - Tekstslide
1, 2 en 3 zijn de enige organen van deze plant. Dit is een ......
1
2
3
A
zaadplant
B
naaldboom
C
Groene plant
D
sporenplant
Slide 32 - Quizvraag
tweeslachtige bloem is?
A
een bloem met stamper en stempel
B
een bloem met meeldraad en stuifmeelkorrel
C
een bloem met stamper en eicel
D
een bloem met stamper en meeldraad
Slide 33 - Quizvraag
Het zaadbeginsel zit...
A
...op de stempel van de bloem
B
...in het vruchtbeginsel van de bloem
C
...in de stijl van de bloem
D
... bij de kelkbladeren van de bloem
Slide 34 - Quizvraag
Herhalen: Wat is NIET WAAR?
A
1 stempel
B
4 helmknop
5 kroonblad
6 zaadbeginsel
C
de bloem werd beschermd door nr.7 en 5
D
1, 2 en 3 vormen samen de meeldraad
Slide 35 - Quizvraag
Welke onderdelen van een bloem hebben vaak mooie, opvallende kleuren?
A
De kelkbladeren
B
De stamper
C
De kroonbladeren
D
De meeldraden
Slide 36 - Quizvraag
Welke onderdeel vervoerd water en voedingsstoffen, door middel van vaatbundels?
A
Wortel
B
Bloem
C
Stengel
D
Bladeren
Slide 37 - Quizvraag
Wat eet je bij doperwtjes?
A
wortels
B
vruchten
C
zaden
D
bloemen
Slide 38 - Quizvraag
De bloemen op plant P zijn
A
Eenslachtig
B
Tweeslachtig
Slide 39 - Quizvraag
Wat eet je bij MAIS?
A
bloemen
B
vruchten
C
wortels
D
zaden
Slide 40 - Quizvraag
Welke stof ontstaat of welke stoffen ontstaan bij de fotosynthese?
A
Bij de fotosynthese ontstaat alleen glucose.
B
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en koolstofdioxide.
C
Bij de fotosynthese ontstaan glucose en zuurstof.
D
Bij de fotosynthese ontstaan water, koolstofdioxide en glucose.
Slide 41 - Quizvraag
Voor fotosynthese is licht nodig.
A
juist
B
onjuist
Slide 42 - Quizvraag
In een wortel kan fotosynthese plaatsvinden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 43 - Quizvraag
Vindt in gras fotosynthese plaats?
A
Ja
B
Nee
Slide 44 - Quizvraag
Waar liggen de nieuwste jaarringen?
1
2
A
Op locatie 1, aan de binnenkant van de stam
B
Op locatie 2, aan de buitenkant van de stam
Slide 45 - Quizvraag
Wat is een bladskelet?
A
De botten van een blad
B
Een blad zonder bladmoes
C
Een bladschijf
Slide 46 - Quizvraag
Wat gebeurt er in de huidmondjes?
A
Koolstofdioxide gaat het blad in en zuurstof het blad uit.
B
Zuurstof gaat het blad in en koolstofdioxide het blad uit.