Recap grammar tenses

Recap grammar for the test: next Monday 22 June
Basic Business Grammar Unit 5-13
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Recap grammar for the test: next Monday 22 June
Basic Business Grammar Unit 5-13

Slide 1 - Tekstslide

At the end of this lesson...

... you will have refreshed your memory on the tenses. 
......you know how to use the tenses (hopefully;-))
.....you will have practised with the tenses
.....you will  know how to apply the rules
......you have done exercises with the various tenses


Slide 2 - Tekstslide

Recap: Grammar unit 5-13
duurvorm 
tegenwoordige tijd
verleden tijd
onregelmatige werkwoorden
vragende/ontkennende zinnen
toekomende tijd
voltooide tijden



Slide 3 - Tekstslide

Which tenses do you remember?
How do you create them?

Slide 4 - Woordweb

  • duurvorm 
  • tegenwoordige tijd
  • verleden tijd
  • onregelmatige werkw.
(to do- did- have done)
  • vragende/ontkennende zinnen
  • toekomende tijd
  • to be + werkwoord + ing
  • he/ she/ it = s achter het ww
  • regelmatig: -ed onregelm: 2e uit rijtje
  • do + onderwerp + werkw.
(Do you have online lessons?)
  • Will /shall + werkwoord 
(You will leave early, tomorrow.)
  • voltooide tijd (past/present)

Slide 5 - Tekstslide


De voltooide tegenwoordige tijd

  • You  have lived in Almelo for 17 years.
  • Mirelle has made a digital escape the classroom.

Slide 6 - Tekstslide

Voltooid verleden tijd
(When I came home, my mother had left)

Slide 7 - Tekstslide

timer
0:30
I lived in California in 2015.
I have lived in California since 2015.
Present Perfect
Past Simple
Het is al afgelopen.
Vroeger begonnen, nu nog zo.

Slide 8 - Sleepvraag

What is the general rule to apply for the present tense (tt)
timer
0:30
A
Die gebruik je als iets nu aan de gang is
B
Die gebruik je met signaalwoorden van yesterday, last week
C
Die gebruik je als iets een feit, een gewoonte of regelmaat is
D
Die gebruik bij meervoudsvormen

Slide 9 - Quizvraag

Onregelmatige werkwoorden
tegenwoordige tijd
(hele werkwoord)
Past simple (verleden tijd)
present perfect
has/have + voltooid deelwoord

Slide 10 - Tekstslide

3 Irregular verbs:

Slide 11 - Tekstslide

You always .................English on Monday.
timer
0:30
A
have
B
are having
C
had
D
have had

Slide 12 - Quizvraag

Look at the words below. Which ones are signal words for the Present Simple and which ones are signal words for the Present Continuous?
timer
1:00
Present Simple
Present Continuous
Right now
Today
Never
This moment
Often
Every week

Slide 13 - Sleepvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de verleden tijd?
A
last year, next week, a week ago
B
yesterday, last month, an hour ago
C
always, usually, sometimes
D
for and since

Slide 14 - Quizvraag

Geef de juiste vorm van het werkwoord
1. our sales have (grow) rapidly.
2. They (build) this factory in 1990.

timer
0:30

Slide 15 - Open vraag

Translate into English: Lees je een vakblad?
A
Do you read a trade journal?
B
Do you reads a trade journal?
C
Read you a trade journal?
D
Have you read a trade journal?

Slide 16 - Quizvraag

Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs
swim
walk
drink
cook
give
have
see
catch
call
put

Slide 17 - Sleepvraag

Voltooide tijden:
She (be) unemployed for three months.
timer
0:30
A
had been
B
has been
C
was
D
is

Slide 18 - Quizvraag

Hoe maak je de duurvorm? (continuous tense?)
A
Als iets nu aan de gang is
B
werkwoord + s (he/she/it)
C
werkwoord + -ed
D
be + werkwoord + -ing

Slide 19 - Quizvraag

Match het onderwerp met de juiste -ing vorm:
timer
1:00
I
The neighbours
Our dog
You
are throwing
are writing
am teaching
is swimming

Slide 20 - Sleepvraag

You have .............. too much (pay)
timer
0:30
A
payed
B
pays
C
paid
D
paying

Slide 21 - Quizvraag

When I came in , she ............... a letter (type)
timer
0:30
A
is typing
B
types
C
was typing
D
typed

Slide 22 - Quizvraag

Present Simple
signal words
Present Continuous
signal words
Never
Now
Listen!
At the moment
Often
Every day
Sometimes

Slide 23 - Sleepvraag

Our manager often .......abroad. (travel)
A
travels
B
travelled
C
is travelling
D
has travelled

Slide 24 - Quizvraag

What did you learn this lesson?

Slide 25 - Woordweb