herhaling feESTTENTEN / vervoegen werkwoorden

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

feESTTENTEN...
Hoe zat het ook al weer?
We starten met een klein toetsje, om te kijken of we de regels waarmee we zwakke werkwoorden in het Duits vervoegen, hebben onthouden en kunnen toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Ich (wohnen) in Oldenzaal.
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt

Slide 3 - Quizvraag

Wir (spielen) gerne im Garten.
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 4 - Quizvraag

Ihr (kaufen) am liebsten Schokolade, oder?
A
kaufe
B
kaufst
C
kauft
D
kaufen

Slide 5 - Quizvraag

Er (zahlen) die Rechnung.
A
zahle
B
zahlst
C
zahlt
D
zahlen

Slide 6 - Quizvraag

Hoe ging het?
:-/ Vond je het nog lastig en heb je niet alles goed beantwoord?
Geen punt! Maak de extra oefeningen en lees de uitleg-dia's met het paarse balletje. Dan weet je straks weer hoe het moet! De opdrachten met gele balletjes mag je overslaan.

:-) Had je alle vier de meerkeuzevragen goed? Sla dan de vragen met paarse balletjes over en maak dan de uitdagende vragen op de dia's met een geel balletje. 

Tot slot volgen er weer een paar vragen voor iedereen (met blauw balletje).
Ga door tot de laatste dia "Ende". Viel Erfolg / Succes!

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het woord (fe)esttenten voor soort woord? En waar is het voor bedoeld?

Slide 8 - Open vraag

(fe)-E-ST-T-EN-T-EN regel
stap 1: Eerst de stam van het werkwoord bepalen (-en)
wohnen --> -en = wohn
stap 2: kijk naar het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie, Sie
stap 3: bepaal welke letters er nog achter de stam van het werkwoord moeten. 
ich- e   du- st   er/sie/es-t   wir- en   ihr-t   sie/Sie- en

Slide 9 - Tekstslide

Hoe kun je de stam van het werkwoord vinden?

Slide 10 - Open vraag

Welke vorm van het werkwoord hoort bij het persoonlijk voornaamwoord?
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie
wohne
wohnen
wohnen
wohnst
wohnt
wohnt

Slide 11 - Sleepvraag

Er (lieben) die Frau.
A
liebe
B
liebst
C
liebt
D
lieben

Slide 12 - Quizvraag

Wir (machen) die Hausaufgaben nicht.
A
mache
B
machen
C
macht
D
machenen

Slide 13 - Quizvraag

Du kauf_____ einen Fisch.

Slide 14 - Open vraag

Wir lieb_____ Meerschweinchen.

Slide 15 - Open vraag

Wann besuch_____ ihr den Zoo?

Slide 16 - Open vraag

Du kauf_____ einen Fisch.

Slide 17 - Open vraag

Wir lieb_____ Meerschweinchen.

Slide 18 - Open vraag

Wann besuch_____ ihr den Zoo?

Slide 19 - Open vraag

Eva (sitzen) in der Klasse neben Frank.

Slide 20 - Open vraag

Jakob und Johannes (melden) sich bei der Polizei.

Slide 21 - Open vraag

Johan (wohnen)..... in Berlin ?
Met welk persoonlijk voornaamwoord komt Johan overeen (dus welke vorm moet je hier opschrijven)?

Slide 22 - Open vraag

Tim und Elke (fahren) nach Holland.

Slide 23 - Open vraag

Thomas (kommen) aus Harderwijk.

Slide 24 - Open vraag

Leg de (fe)esttenten-regel nog eens uit,

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide