unit 5, lesson 2, 25th March

Welcome back A2B
“He Sat In The Front Last Time, It’s My Turn To Sit In The Front”

SIBLING RIVALRY
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome back A2B
“He Sat In The Front Last Time, It’s My Turn To Sit In The Front”

SIBLING RIVALRY

Slide 1 - Tekstslide

Today's goals
- je leert specifieke informatie uit een stand-up comedy video te halen.
- je weet aan het eind van deze les het verschil tussen een ADVERBS en ADJECTIVES

Slide 2 - Tekstslide

SIBLING RIVALRY:
noem 1 situatie waar je met je broer/zus over moet strijden/concureren

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Which 3 locations does Michael describe where his kids 'fight' with eachother.

Slide 5 - Open vraag


Grammatica 5.1 t/m 5.6
  • 5.1 bijwoorden en bijvoeglijk nw: adverbs en adjectives
  • 5.2 plaats van het bijwoord: place of the adverb
  • 5.3 vergelijkingen: comparisons
  • 5.4 Present Perfect < > Past Simple
  • 5.5 betrekkelijke voornaamwoorden: who / which / that x
  • 5.6 -ing vorm (gerund)
  • Vocabulaire lesson 1 t/m 4
  • Zinnen lesson 2 + lesson 4
  • Onregelmatige werkwoorden






Exercises Unit 5
  • Lesson 1: 1 t/m practise more
  • Lesson 2: 11 t/m practise more
  • Lesson 3: 22 t/m practise more
  • Lesson 4: 29 t/m practise more




Slide 6 - Tekstslide

Grammar 5.1 
ADJECTIVE Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over wat iets is. 
Een adjective staat vóór een noun (zelfstandig naamwoord)

He dropped the hot plate.
I have a black cat.
The small boy ran down the street.
What a beautiful view!

Slide 7 - Tekstslide

He dropped the hot plate.
I have a black cat.
The small boy ran down the street.
What a beautiful view!

Slide 8 - Tekstslide

Use of ADJECTIVE
After a linking verb:
He seems tired.
The view is beautiful.
The weather became cold.
My cat is black.

(Linking verbs are verbs like 'be', 'become' and 'seem' which are not actions but instead link the subject to an adjective, noun or phrase that gives us more information about the subject. 

Slide 9 - Tekstslide

 ADVERB: Een bijwoord geeft aan hoe iets gebeurt (hoe snel, hoe vaak, hoe mooi, enzovoort).


Een ADVERB zegt iets over:
  1. een werkwoord (a verb)
  2. een bijvoeglijk naamwoord (an adjective)
  3. een ander bijwoord (adverb)


Slide 10 - Tekstslide

Adverbs:
1) She sings beautifully. (beautiful +ly)
2) They worked quickly. (quick + ly)
(adverb zegt iets over verb)

3) They are usually late. 
(Adverb zegt iets over adjective).

4) The bus drove extremely slowly. 
(Adverb zegt iets over andere adverb)

Slide 11 - Tekstslide

He is a ......... cook.
A
terrible
B
terribly

Slide 12 - Quizvraag

She plays the piano...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 13 - Quizvraag

John held the plate
A
careful
B
carefully

Slide 14 - Quizvraag

Julia is a ...... person.
A
careful
B
carefully

Slide 15 - Quizvraag

Let's gets started
Unit 5, Lesson 1:
Get started + Find out

Finished?
Study adjectives +adverbs (grammar 5.1)

Slide 16 - Tekstslide

Homework
Finish:
Unit 5, Lesson 1:
Get started + Find out

Study:
adjectives +adverbs (grammar 5.1)

Slide 17 - Tekstslide

What do you think of this lesson?
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll