Unterrichtswoche 5

5V - Ausbildung und Beruf - Stunde 1
L. Peute
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5V - Ausbildung und Beruf - Stunde 1
L. Peute

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhalt dieser Stunde
1. Wort der Woche
2. Wiederholung Vokabeln
3. Genitiv
4. An die Arbeit
 


Ziel(e):
  • Je kent het woord van de week.
  • Je herhaalt woordenschat.
  • Je weet hoe je de Genitiv maakt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wort der Woche - Die Plackerei

Eine Plackerei ist nichts für faule Menschen. Denn dabei muss man sich sehr anstrengen.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Die Plackerei
Uwe zieht um. Seine neue Wohnung liegt im vierten Stock. Es gibt keinen Aufzug, nur ein enges Treppenhaus. Er besitzt ein schönes Sofa, das aber sehr groß und sehr schwer ist. Eigentlich liebt Uwe dieses Möbelstück. Doch im Moment hasst er es. Denn er versucht gerade mit seinem Bruder, das Sofa die Treppen hochzutragen. Sie haben erst die Hälfte geschafft und sind schon total erschöpft. „So eine Plackerei!“, schimpft Uwes Bruder. Eine Plackerei ist eine sehr schwere Arbeit. Es ist keine Arbeit, die Spaß macht, sondern eine, die mit viel Mühe verbunden und sehr anstrengend ist. Das Wort „Plackerei“ kommt von dem Verb „sich placken“, das heute nur ganz selten benutzt wird. Das wiederum stammt von dem Verb „plagen“. Es bedeutet „sich quälen“, „sich abmühen“, also sich sehr stark anstrengen. Doch so schlimm eine Plackerei auch ist: Irgendwann hat man sie überwunden. Und dann ist man froh und glücklich.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was war..
> Das Montagsauto?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Was war...
> Leichenbittermiene?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

sich einig sein
A
het eens zijn
B
slecht gehumeurd zijn
C
iets enig vinden
D
het oneens met anderen zijn

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze: hervorragend
Das Kleid steht ihr hervorragend.
A
prima
B
negatief
C
uitstekend
D
katastrofaal

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze: tadellos
Tipptopp kann aber auch erstklassig oder tadellos bedeuten
A
goed
B
gedachteloos
C
foutloos
D
nalatig

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze: das Ergebnis
Die Verwendung des Begriffs beschreibt das bestmögliche Ergebnis.
A
de ergernis
B
het resultaat
C
de feit
D
het cadeau

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Was war...
> die Handbibliothek?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Der Genitiv
van ... - constructie

Das Haus des Mannes
Das Spielzeug des Kindes
Die Flügel des Vogels


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Partnerarbeit: Genitiv
Sie würfeln und gehen von "Start" von oben links zum "Ziel" (auf der nächsten Seite oben rechts). Sie gehen nu rauf die grünen / lila Nomen. Sie würfeln noch einmal und finden auf der Liste in der Mitte ein Nomen. Zu diesem Nomen kombinieren Sie das Nomen, auf dem Sie stehen, im Genitiv.
Beispiel: Sie würfeln 1 und 1: Das Hobby der Dame.
Ihr Partner kann die Lösung sehen. Dann würfelt Ihr Partner 
und Sie kontrollieren ihn mit der Lösung links.
timer
8:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanvulling
Voorzetsels 2e naamval
während = tijdens
infolge = ten gevolge van
statt = in plaats van
wegen = vanwege, wegens
trotz = ondanks
außerhalb = buiten (plaats en tijd) 
innerhalb = binnen (plaats en tijd)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5V - Ausbildung und Beruf - Stunde 2
L. Peute

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhalt dieser Stunde
1. Genitiv
2. Konjunktionen / Subjunktionen
3. An die Arbeit
 


Ziel(e):
  • Je kent het woord van de week.
  • Je herhaalt woordenschat.
  • Je kent de voorzetsels van de 2e naamval.
  • Je weet wat Konjunktionen en Subjunktionen zijn.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Der Genitiv (tweede naamval) 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was ist die richtige Genitivform?
die Hose
A
des Mädchens
B
des Mädchenes

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Was ist die richtige Genitivform?
die Farbe
A
des Wagenes
B
des Wagens

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welchem Buchtitel kommt der Genitiv vor?

A
Jugend Ohne Gott
B
Der Vorleser
C
Die Weisse Rose
D
Am Beispiel meines Bruders

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Innerhalb (een) ... Woche hören Sie von uns.
A
einer
B
eines
C
eine
D
einen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Angesichts dies.... Tatsache bleibt uns nichts anderes übrig.
A
es
B
e
C
er
D
em

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übersetze die Sätze
1. De studie bedrijfseconomie is moeilijk.
2. De beroepen van de deelnemers zijn belastend.
3. Heb je tijdens het hoorcollege aantekeningen gemaakt?
timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antworten
1. De studie bedrijfseconomie is moeilijk.
=Das Studium der Betriebswirtschaft ist schwierig.
2. De beroepen van de deelnemers zijn belastend.
=Die Berufe der Teilnehmer sind stressig.
3. Heb je tijdens het hoorcollege aantekeningen gemaakt?
=Hast du während der Vorlesung mitgeschrieben?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Ik ken de voorzetsels met de 2e naamval
Ik ken de vormen van de 2e naamval
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welche Fragen haben Sie noch zum Genitiv?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

J: Schreiben
Je kunt deelnemen aan discussies via sociale media.
Je kunt teksten schrijven waarin argumenten worden uitgewerkt en worden onderbouwd.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikkend > hoofdzin

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

die Aufgabe
Zet de zinsdelen in de juiste volgorde. Het gaat hier om hoofdzinnen.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ich
komme
aus
Deutschland

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie
ist
das Wetter
heute?

Slide 34 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich
gebe
meinem Bruder
einen Laptop

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Es
hat
heute
den ganzen Tag
geregnet.

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aufgabe
Geef bij elke bijzin aan of het begint met een Konjunktion, Subjunktion of Konjunktionaladverb

!kijk goed naar de positie van het werkwoord!

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Er soll schnell hier sein, sonst sind wir zu spät.
A
Konjunktion
B
Subjunktion
C
Konjunktionaladverb

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er kommt später, denn es gibt Stau.
A
Konjunktion
B
Subjunktion
C
Konjunktionaladverb

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Der neue Präsident zeigte, dass er ein Optimist ist. 
A
Konjunktion
B
Subjunktion
C
Konjunktionaladverb

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Er darf kommen, obwohl er nicht mein Freund ist. 
A
Konjunktion
B
Subjunktion
C
Konjunktionaladverb

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordvolgorde bij onderschikkend voegwoord
Woordvolgorde zoals in het Nederlands
- Zin met één werkwoord in een bijzin.
> Ich weiß nicht, ob er heute kommt.
> Ik weet niet of hij vandaag komt.

Woordvolgorde anders als in het Nederlands (niet altijd)
- Zinnen met meerdere werkwoorden in een bijzin.
> Ich weiß nicht, ob er heute kommen kann.
> Ik weet niet of hij vandaag kan komen.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zweiteilige Konjunktionen
nicht nur ... sondern auch = niet alleen ... maar ook
sowohl ... als auch = zowel ... als ook
weder ... noch = noch ... noch
entweder ... oder = of ... of
zwar ... aber = weliswaar ... maar

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schreiben
Schreibe einen Artikel von ungefähr 150 Wörtern für eine Jugendzeitschrift.

Was? J: 27 (dafür braucht ihr Aufgabe 25-26)

Wie lange? 20 Minuten

Wie? individuell, Wörterbuch NL-D
timer
15:00

Slide 44 - Tekstslide

2x groot vel papier om argumenten te noteren. 


Schreiben
  1. Übers Smartphone rund um die Uhr erreichbar? 
  2. denke dir mindestens 2 Argumente für und 2 Argumente gegen aus. 
  3. Schreib einen Kommentar und geh dabei auf die verschiedenen Argumente ein.  Benutze die Redemittel an der Tafel. 
  4. Schreib am Ende deine eigene Meinung und zieh ein Fazit. 
  5. Fertig? Kontrolliere anhand der Checkliste ob du keine Sachen vergessen hast. 

timer
30:00

Slide 45 - Tekstslide

2x groot vel papier om argumenten te noteren.