Grammar: Past Continuous (verleden tijd, langere vorm)

Past continuous
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Past continuous

Slide 1 - Tekstslide

Doel ...
Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. 
Ik weet wanneer iets een momentopname was of wanneer iets langer heeft geduurd in het verleden.
Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple moet toepassen.
Ik kan de past simple en past continuous correct toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple vs Past Continuous

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je van de Past Simple (verleden tijd)?

Slide 4 - Woordweb

Wat weet je van de past continuous?

Slide 5 - Woordweb

Past Simple
De past simple gebruik je als:
- iets in het verleden is gebeurd en is afgerond.

regelmatige ww --> ww+ed
onregelmatige ww --> 2e rijtje




Slide 6 - Tekstslide

Past simple vragen en ontkenningen
vragen: To be, to have, to do, can, could, will, would, must & shall 
Dan komt deze vooraan te staan.
Geen hulpwerkwoord?
Dan komt did vooraan in de zin.
Did he watch a movie last week?

Ontkenning: Hulpwerkwoord( to be, to have, to do, can, could, will, would must & shall) komt not achter Hadn’t – weren’t etc.
Geen hulpwerkwoord
Dan komt didn’t tussen het onderwerp en het werkwoord.
He didn’t swim fast.


Slide 7 - Tekstslide

Past Continuous
De Past Continuous ('ing- vorm') gebruik je:
- als de handeling in de verleden tijd aan de gang was en op een bepaald moment door een andere handeling werd onderbroken;
Voorbeeld: I was screaming while we hit a roadsign

- als twee handelingen tegelijk aan de gang zijn. 
Je maakt deze door was/were + ww+ ing
Voorbeeld: While I was watching TV, I was also preparing my lunch. 

Slide 8 - Tekstslide

Past continuous
Hoe maak je die?
She was walking to school, when her phone rang.
I was drinking some tea, when my husband was working.
What were you thinking of?

Dus de regel is: .................................


Slide 9 - Tekstslide

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 10 - Tekstslide

Past Continuous vragen en ontkenningen
Vragen: Was/were komt vooraan in de zin te staan
Was I swimming when my mother came home?

ontkenningen: Was/were --> was not/ wasn’t, were not/ weren’t

I wasn’t swimming when my mother called.

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de past continuous?

Slide 12 - Open vraag

Wanneer gebruik je de past simple (verleden tijd)?

Slide 13 - Open vraag

Past Continous en Past Simple




Past Continuous = al aan de gang ( lang)
Past Simple = iets gebeurde (kort)

Slide 14 - Tekstslide

Past continuous vs Past simple
    We were baking pie, while Jim arrived.  
     She was panicking, when she heard the bad news.
I was travelling to Africa, when Julie tried to call me.

Slide 15 - Tekstslide

Past simple or Past continuous?

I was having a shower.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 16 - Quizvraag

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 17 - Quizvraag

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 18 - Quizvraag

Last year I _____
(visit) Paris and Rome.
A
was visiting
B
visited
C
were visiting
D
visitted

Slide 19 - Quizvraag

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 20 - Quizvraag

Vul de goede vorm van het werkwoord in

I ___(sit) in a cafe when you __(call) .

Slide 21 - Open vraag

Susie ___(watch) a film when she __ (hear) the noise.

Slide 22 - Open vraag

When I ____(walk) into the room, everyone ____(work).

Slide 23 - Open vraag

Dus......wanneer gebruik je de past continuous

Slide 24 - Open vraag

Dus....hoe maak je de past continuous?

Slide 25 - Open vraag

Doel ...
Ik kan should/shouldn't gebruiken in een zin.
Ik kan onderscheid maken tussen een past simple en een past continuous. 
Ik weet wanneer iets een momentopname was of wanneer iets langer heeft geduurd in het verleden.
Ik weet hoe en wanneer ik de past continuous en de past simple moet toepassen.
Ik kan de past simple en past continuous correct toepassen.

Slide 26 - Tekstslide

Ik heb de doelen voor deze les bereikt en snap de grammatica.
A
Ik snap het helemaal.
B
Ik snap het bijna, na de opdrachten snap ik het wel.
C
Ik snap het bijna maar graag herhalen de volgende les.
D
Ik snap het (nog) niet en wil graag extra uitleg.

Slide 27 - Quizvraag

To Do:
The next slide has a link to a video explaining everything again.
Work on the handout!

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link