Weten jullie nog hoe je deze zinsdelen vindt?
1) persoonsvorm (zin vragend maken)
2) onderwerp (wie/wat + pv)
3) gezegde (alle ww in de zin)
4) lijdend voorwerp (wie/wat + pv + ow + gez)
5) meewerkend voorwerp (aan/voor + wie/wat + pv + ow + gez+lv)
6) bijwoordelijke bepaling (= rest - hoe? waar? wanneer?)