2.5. LW + ZNW + SER/TENER (1IBS2)

Español A1/A2 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Español A1/A2 

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
~ Pronunciación
~ Repasar el sustantivo 
~ Aprender el artículo
~ Repasar los verbos ser y tener
~ Los números de 0 a 10

Slide 2 - Tekstslide

Objetivos de la clase
Al final de esta semana...
- kun je het juiste lidwoord voor een znw zetten.
- kun je de werkwoorden SER en TENER in een zin gebruiken.
- kun je van nul naar tien tellen in het Spaans.

Slide 3 - Tekstslide

Pronunciación
1. Todas las chicas de mi clase tienen el pelo liso.
2.  En esta casa los hombres llevan bigote.
3. Mi novia y yo somos una pareja, vivimos juntos.
4. Tengo una madre, un padre y dos hermanos.
5. Yo me llamo Patrick, tengo quince años y vivo en Zwolle.
6. Los perros de mis abuelos son muy tranquilos.
7. Las conjugaciones de los verbos ser y tener son importantes.

Slide 4 - Tekstslide

La semana pasada
El sustantivo: het zelfstandig naamwoord


Hoe zat dat ook alweer?

Slide 5 - Tekstslide


Mannelijke woorden eindigen op:

 
-O:     EL libro
 -L:     EL hotel
 -AJE:     EL equipaje
 -OR:     EL amor
-MA:    EL problema
- E:    EL restaurante

Vrouwelijke woorden eindigen op:


-A:     LA casa
-CIÓN:    LA estación
-DAD:    LA ciudad
-TAD:    LA libertad
 -ED:    LA pared




Slide 6 - Tekstslide

Ojo: la significación

De betekenis van het woord kan soms ook al vertellen of het een mannelijk of vrouwelijk woord is:

EL padre (mannelijk)            LA madre (vrouwelijk)
EL hombre (mannelijk)       LA mujer (vrouwelijk) 

Slide 7 - Tekstslide

Repasar el sustantivo
Son estas palabras masculinas (mannelijk) of femeninas (vrouwelijk)?
  1. Carta
  2. Hotel
  3. Restaurante
  4. Café
  5. Sistema
  6. Ciudad
  7. Canción
  8. Bolígrafo

Slide 8 - Tekstslide


Nederlands:
Bepaalde lidwoorden
DE & HET


Spaans:
EL
& LA
LOS & LAS

Nederlands:
Onbepaalde lidwoorden
EEN


Spaans:
UN & UNA
UNOS & UNAS

Slide 9 - Tekstslide

EL = mannelijk enkelvoud
EL libro (het boek)

LA = vrouwelijk enkelvoud
LA casa (het huis)

LOS = mannelijk meervoud
LOS libros (de boeken)

LAS = vrouwelijk meervoud
LAS casas (de huizen)

UN = mannelijk enkelvoud
UN libro (een boek)

UNA = vrouwelijk enkelvoud
UNA casa (een huis)

UNOS = mannelijk meervoud
UNOS libros (een aantal boeken)

UNAS = vrouwelijk meervoud
UNAS casas (een aantal huizen)

Slide 10 - Tekstslide

Mannelijke & vrouwelijke lidwoorden (Los artículos)


Slide 11 - Tekstslide

Plural (meervoud)
Als je een Spaans woord in het meervoud zet. komt er 's' of 'es' bij.
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op een klinker (A/E/O/U/I)?    +s
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord niet op een klinker?               +es
  • Eindigt een zelfstandig naamwoord op  'z'? Dan wordt het een 'c'

CASA    -> CASAS                                 HOTEL      -> HOTELES
LIBRO    -> LIBROS                               MES        -> MESES
FELIZ    -> FELICES                              PEZ           -> PECES

Slide 12 - Tekstslide

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
la
los
las
el
profesora
música
mesa
libro
bolígrafos
carpetas
alumnos
sillas
pizarras
borrador

Slide 13 - Sleepvraag

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
una
unos
unas
un
chico
carpeta
diccionarios
amigo
bolígrafos
sillas
alumno
chicas
tijeras
camping

Slide 14 - Sleepvraag

¡Practicamos!

Slide 15 - Tekstslide

Hacer en el libro
Pagina 141 + 142:
ejercicio 1.05, 1.06 + 1.07

> para la semana que viene

Slide 16 - Tekstslide

Objetivos de la clase
Al final de esta semana...
- kun je het juiste lidwoord voor een znw zetten.
- kun je de werkwoorden SER en TENER in een zin gebruiken.
- kun je van nul naar tien tellen in het Spaans.

Slide 17 - Tekstslide

Español A1/A2 

Slide 18 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer?
~ Pronunciación
~ Repasar los verbos ser y tener
~ Los números de 0 a 10

> El lunes que viene: a las 9:00 paramos para inscribirse

Slide 19 - Tekstslide

Objetivos de la clase
Al final de esta semana...
- kun je het juiste lidwoord voor een znw zetten.
- kun je de werkwoorden SER en TENER in een zin gebruiken.
- kun je van nul naar tien tellen in het Spaans.

Slide 20 - Tekstslide

Pronunciación
El líder popular, Alberto Núñez Feijóo, golpeó en las contradicciones del candidato, lo acusó de corrupción política y fraude electoral, pero dijo por fin y en el Parlamento: “Esta es una mayoría de investidura legítima”. Aunque la sinfonía de voces en el PP es hoy múltiple y el discurso general sigue instalado en una peligrosa hipérbole en competición con Vox, las palabras del presidente del partido fueron una tranquilizadora novedad durante un debate durísimo, encarnizado, pero de absoluta normalidad democrática en un Congreso de los Diputados blindado por las fuerzas de seguridad.

Slide 21 - Tekstslide

Los números 0 a 10
¿Quién sabe algunos números ya?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video



1 = uno
2 = dos
3 = tres
4 = cuatro
5 = cinco


6 = seis
7 = siete
8 = ocho
9 = nueve
10 = diez

Slide 24 - Tekstslide

Ahora: tu número de estudiante

Slide 25 - Tekstslide

Repasar los verbos ser y tener
¿Qué significan?
SER significa...
TENER significa...

Slide 26 - Tekstslide

Los pronombres:

Yo =
Tú =
Él =
Ella =
Usted = 



Nosotros = 
Vosotros = 
Ellos/ellas = 

Slide 27 - Tekstslide

Yo soy holandesa
Vosotros sois profesores
Ellas son dentistas
eres médico
Nosotros somos amigos
Adrián es español
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas
Soy
Eres
Es
Somos
Sois
Son

Slide 28 - Sleepvraag

Vosotros tenéis un padre
Yo tengo dieciocho años
Nosotros tenemos un libro
Ellos tienen una relación
tienes dos hermanos
Ella tiene una madre
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas
Tenéis
Tengo
Tienen
Tiene
Tenemos
Tienes

Slide 29 - Sleepvraag

Zet het volgende in het Spaans:
  1. Ik heb twee zussen.
  2. Zij zijn Engels.    (Engels = ingleses)
  3. Jij bent tien jaar.
  4. Wij hebben een grote familie.     (groot = grande)
  5. Jullie zijn vrienden.
  6. Hij heeft een relatie.     (relatie = relación)


Slide 30 - Tekstslide

Ahora: Quizlet Live!
Op je laptop: 
ga naar www.quizlet.live
vul de code in

Slide 31 - Tekstslide

Hacer en el libro
Pagina 141 + 142:
ejercicio 1.05, 1.06 + 1.07

Slide 32 - Tekstslide

Objetivos de la clase
Al final de esta semana...
- kun je het juiste lidwoord voor een znw zetten.
- kun je de werkwoorden SER en TENER in een zin gebruiken.
- kun je van nul naar tien tellen in het Spaans.

Slide 33 - Tekstslide