Werkwoorden tt
(schrikken)
Heleen _____________ als ze de deur open doet
Heleen _____________ als ze de deur open doet
1 / 20
Onderdelen in deze les
(schrikken)
Heleen _____________ als ze de deur open doet
Heleen _____________ als ze de deur open doet
Slide 1 - Open vraag
(kopen)
Ik _____________ een nieuwe trui.
Ik _____________ een nieuwe trui.
Slide 2 - Open vraag
(vinden)
Jij _____________ overal leuke dingen.
Jij _____________ overal leuke dingen.
Slide 3 - Open vraag
(worden)
Marloes _____________ door haar moeder opgehaald.
Marloes _____________ door haar moeder opgehaald.
Slide 4 - Open vraag
(houden)
Ik _____________ er niet van als je dat doet.
Ik _____________ er niet van als je dat doet.
Slide 5 - Open vraag
(beleven)
Nu _____________ Lisette een leuk avontuur.
Nu _____________ Lisette een leuk avontuur.
Slide 6 - Open vraag
(leven)
Mijn tante _____________ op dit moment in grote luxe.
Mijn tante _____________ op dit moment in grote luxe.
Slide 7 - Open vraag
(roeren) De kinderen _____________ met hun handen door het water.
(bemesten) Mijn ouders _____________ gisteren de voortuin.
(bemesten) Mijn ouders _____________ gisteren de voortuin.
Slide 8 - Open vraag
(poetsen) Vandaag _____________ jij de verf van je tafel.
Slide 9 - Open vraag
(fotograferen)
Ik _____________ de kat van de buren.
Ik _____________ de kat van de buren.
Slide 10 - Open vraag
Zij landt op schiphol
A
goed
B
fout
Slide 11 - Quizvraag
Beantwoordt jij de vraag snel
A
goed
B
fout
Slide 12 - Quizvraag
In antwoordt niet
A
goed
B
fout
Slide 13 - Quizvraag
Ik lijd veel pijn
A
Goed
B
fout
Slide 14 - Quizvraag
Houd je mond
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quizvraag
Jij beleeft een mooi avontuur
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quizvraag
Hij beleefdt een mooi avontuur
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quizvraag
zij lijd veel pijn
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quizvraag
De juf complimenteert de kinderen
A
goed
B
fout
Slide 19 - Quizvraag
Beantwoord de vraag nu!
A
goed
B
fout
