Woche 11

A2a Duits, Woche 11
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 160 min

Onderdelen in deze les

A2a Duits, Woche 11

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Beginopdracht

Slide 3 - Tekstslide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Presentaties
Freitag (40 Min.)

Presentaties
Montag (80 Min.)

Projekt Landeskunde: 
- Präsentation

Slide 4 - Tekstslide

Lektion 12
KB S. 18 (9-11)
AB S. 22-23 (11-14)

Slide 5 - Tekstslide

Lektion 12
KB S. 19 (12-14)
AB S. 23-25 (15-17, 19-20)

Slide 6 - Tekstslide

Ich wohne 
in der Goethestraße.
Ich wohne 
am Marienplatz.

Slide 7 - Tekstslide

GR: mit +Dativ
mit = met

Wil je uitdrukken dat je met een vervoersmiddel ergens heen gaat, dan gebruik je het voorzetsel mit
Dan moet daar altijd een derde naamval achter:
mit dem Bus, mit der Fähre, mit dem Fahrrad, mit den Zügen

Slide 8 - Tekstslide

GR: mit +Dativ
m
v
o
mv
1
der
die
das
die
3
4
den
die
das
die

Slide 9 - Tekstslide

GR: zu + Dativ (3e naamval)
zu = naar (... toe) 

Wil je uitdrukken dat je ergens naartoe gaat, dan gebruik je het voorzetsel zu. Dan moet daar altijd een derde naamval achter:
zu dem Marienplatz, zu der Bibliothek, zu dem Rathaus.

--> zu dem, zu der & zu dem moet je dan nog samentrekken.

Slide 10 - Tekstslide

GR: zu + Dativ
Let op: trek voorzetsel + lidwoord nog samentrekken!

zu dem Marienplatz = zum Marienplatz
zu der Bibliothek = zur Bibliothek
zu dem Rathaus = zum Rathaus


Slide 11 - Tekstslide

GR: Personalpronomen
Je kent alle persoonlijke voornaamwoorden al 
in de eerste naamval. Dat is de Nominativ.


ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
U

Slide 12 - Tekstslide

Vul maar in: 
- Magst du ___ (mij)? > Ja, ich mag ___ (jou) sehr gerne. 
- Und was findest du von Paul? > Ich finde ___ (hem) toll.
- Paula ist meine beste Freundin. Ich kenne ___ (haar) seit Jahren.
- Hast du ___ (ons) gestern in der Stadt gesehen? 
> Nein, ich habe ___ (jullie) leider nicht gesehen. Wo wart ihr?
- Der Lehrer hat 26 Schüler. Er lehrt ___ (hen) vieles. 
- Hallo Frau Mayer. Kennen Sie mich noch? Ich habe ___ (U) im Park getroffen.



Slide 13 - Tekstslide

1
4
ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
U
Sie

Slide 14 - Tekstslide

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 15 - Tekstslide