Burgerschap- Geld 1

Thema geld: 
Doel: Je leert waarom budgetteren handig is
Keuze opdracht 2
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema geld: 
Doel: Je leert waarom budgetteren handig is
Keuze opdracht 2

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord
'geld'?

Slide 2 - Woordweb

Stelling: Als ik geld krijg van mijn baantje/zakgeld is het meestal binnen een week op
Ja, eens
Nee, oneens
Soms, ligt eraan of ik iets wil kopen

Slide 3 - Poll

Ik geef mijn geld het vaakst uit aan...
A
Kleren
B
Eten
C
Iets duurs om voor te sparen
D
Leuke uitstapjes maken

Slide 4 - Quizvraag

Geld: wat kun je er mee?
-Veel dingen die je wilt hebben kosten geld
-Zelf keuzes maken
-Kleding kopen, uitgaan, dure games
-Waarde geld verschilt per persoon
-Nadenken over geld
-Meer inkomen dan uitgeven! (anders schulden)

Slide 5 - Tekstslide

Ik vind veel geld hebben belangrijk
Ja, eens
Nee, oneens

Slide 6 - Poll

Waarom is geld uitgevonden?

Slide 7 - Woordweb

Waarom hebben we geld in de wereld?
  • Geld bestaat al heel lang
  • Dingen kunnen kopen
  • Geld als ruilmiddel
  • Ruilen = 2 dingen met elkaar omwisselen
  •  Voorbeeld: een koe ruilen tegen een doos eieren
  • Later in de tijd: zilver & goud gebruiken
  • Munten: gaan nooit kapot & blijven goed!

Slide 8 - Tekstslide

Het budgetplan
  • Verschillende inkomsten: loon of zakgeld
  • Voorbeelden uitgaven: telefoonabonnement, sportschool of de energierekening
  • Budgetplan: Overzicht van inkomsten & uitgaven
  • Weten hoeveel geld je over hebt in een maand
  • Kosten van de toekomst 
  • Budget: grens voor hoeveel je kunt kopen!
  • Maandelijks, wekelijks of jaarlijks!

Slide 9 - Tekstslide

Welk beroep heb jij straks?

Slide 10 - Open vraag

Welk salaris hoort daar bij?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld budgetplan

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent Brutosalaris
A
Het verschil tussen netto en iets anders
B
het totale bedrag van je loon
C
Het bedrag dat je op je rekening ontvangt
D
Alle uitgaven

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn jouw belangrijkste inkomsten?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat heb je geleerd met deze les?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Video

Ik houd altijd geld over in de maand
Ja , eens
Nee, oneens

Slide 21 - Poll

Sparen: is dat belangrijk?

Slide 22 - Tekstslide

Sparen
  • Sparen is heel belangrijk!
  • Sparen=  geld apart zetten voor later
  • Een onverwachte uitgave kunnen betalen!
  • Onverwachte kosten: Voorbeeld= je  laptop die kapot gaat
  • Iets duurs voor later kunnen betalen
  • Voorbeeld: sparen voor je zomervakantie vanaf Januari

Slide 23 - Tekstslide

Heb jij wel eens gespaard voor een uitgave in de toekomst?
Ja, eens
Nee, oneens

Slide 24 - Poll

Slide 25 - Video

Sparen: je wilt later je huis kunnen kopen!

Slide 26 - Tekstslide