EN_ H3B SS5 PTO3 Recap (III) Everything

Hello!
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hello!

Slide 1 - Tekstslide

Today's class
At the end of this class I...
  • ... know what I have to learn for the exam.
  • ... understand all the grammar points we learnt.

Slide 2 - Tekstslide


- Ben bought flowers for Jen.
- Ben arrived at Jen's house.

What happened first?

Slide 3 - Tekstslide

Use past perfect:
When I arrived at the cinema, the film _______ (to start - already).

Slide 4 - Open vraag

Use past perfect:
After they ______ (to eat) the shellfish, they began to feel sick.

Slide 5 - Open vraag

Fill in the Past Perfect:
When I walked in, the meeting ______already ______(start).

Slide 6 - Open vraag

Fill in the Past Perfect:
After he ______ (pass) his exam, he threw a party.

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Henk: "I hate doing my homework."

Slide 9 - Open vraag

Mum: "Dad has never been late in his life."

Slide 10 - Open vraag

Teacher: "I am going to the cinema."

Slide 11 - Open vraag

Jenny: "I can't come to the party."

Slide 12 - Open vraag

Jasper: "I will phone you back."

Slide 13 - Open vraag

Brad Pitt: "I've never even met Jennifer Aniston."

Slide 14 - Open vraag

Zet deze zin in Reported speech:
"I am watching a movie."

Slide 15 - Open vraag

Joost: "I have read a good book."

Slide 16 - Open vraag

My sister: "I bought a car."

Slide 17 - Open vraag

Can > Could

Bij de indirecte rede verandert 'can' naar 'could'.
Let op: Als er 'could' al in de zin staat (directe rede) verandert het woord niet meer!


Voorbeeld:
I can sing. > Joost said he could sing.
She could sing. > She said she could sing.

Slide 18 - Tekstslide

Joost: "I can speak English."

Slide 19 - Open vraag

Will > Would

Bij de indirecte rede verandert 'will' naar 'would'.
Let op: Als er 'would' al in de zin staat (directe rede) verandert het woord niet meer!


Voorbeeld:
I will clean my room. > Joost said he would clean his room.
I would help you. > She said she would help me.

Slide 20 - Tekstslide

Mark: "I will finish reading this book later"

Slide 21 - Open vraag

My best friend: "I'll see you later."

Slide 22 - Open vraag

Verbs - Past Simple 
Check out the list of verbs on page 175!
To study for the test...

Slide 23 - Tekstslide

Articles: The 
We kennen in het Nederlands drie lidwoorden: de, het, een.
In het Engels zijn er twee lidwoorden: the, a.

Vandaag gaan we meer leren over het gebruik van the, dit wordt in het Nederlands vertaald met de of het.

Let op: In het Engels wordt niet altijd een lidwoord gebruikt!

Slide 24 - Tekstslide

We use THE...
...because there is only one:
The Pope is visiting Russia.
The moon is very bright tonight.

...with a superlative adjective:
He is the tallest boy in the class.
It is the oldest building in the town.

Slide 25 - Tekstslide

We use THE...
...because there is only one in that context:
We live in a small house next to the church. (= the church in our village)
Dad, can I borrow the car? (= the car that belongs to our family)

...to say something about all the things referred to by a noun:
The wolf is not a dangerous animal. (= Wolves are not dangerous)
The kangaroo is found only in Australia. (= Kangaroos are found only in Australia.)

Slide 26 - Tekstslide

We use THE...
... to talk about musical instruments:
Joe plays the piano really well.
She is learning the guitar.

...to refer to a system or service:
How long does it take on the train?
I heard it on the radio.
You should tell the police.

Slide 27 - Tekstslide

We use THE...
...with countries whose names include words like kingdom, states or republic:
the United Kingdom, the United States, the Republic of Ireland

... countries which have plural nouns as their names:
the Netherlands, the Philippines

...geographical features, such as mountain ranges, groups of islands, rivers, seas, oceans and canals:
the Himalayas, the Amazon, the Atlantic Ocean

Slide 28 - Tekstslide

We use THE...
...with organisations:
the United Nations, the Rabobank

...with families:
the Jacksons, the Smiths

...with hotels, pubs, restaurants:
the Hilton, the King's Head

Slide 29 - Tekstslide

LIKE / AS

Like en as worden gebruikt om een vergelijking te maken tussen twee mensen of dingen. 

Slide 30 - Tekstslide

LIKE
Like wordt gebruikt om iets te zeggen over zelfstandig naamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden.

Dit betekent dat je like gebruikt om iets te zeggen over:
- Hoe een persoon of ding iets doet.
- Hoe een persoon of ding eruit ziet.


Slide 31 - Tekstslide

Like
- It fits like a glove. (hoe iets gedaan wordt)

- She is acting like a queen. (hoe iets gedaan wordt)

- It smells like honey

- She behaves just like her!

Slide 32 - Tekstslide

As
As gebruik je voor bijzinnen en in combinatie met voorzetsels.

Dit betekent dat je as gebruikt om iets te zeggen over:
- Waarvoor iets gebruikt wordt.
- Het beroep dat iemand beoefent.
- De tijd waarin iets gebeurt.

Slide 33 - Tekstslide

AS

As in the past year, I am going to France. (voorzetsel: in)

- I work as a teacher at an elementary school. (beroep: teacher)

- As in 2021, 2022 has been affected by Covid-19.

Slide 34 - Tekstslide

Reciprocal pronouns
Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken. Je vertaalt het met "elkaar"

Het verwijst naar het onderwerp van de zin.
They are talking to each other.
We will always love one another.
Sarah and Marvin always help each other.





Slide 35 - Tekstslide

Uitzonderingen
Reflexive pronouns gebruik je niet na werkwoorden als wash, dress en shave, tenzij je nadruk wilt leggen op wie het doet.


Reciprocal pronouns gebruik je niet na werkwoorden als hug, marry en kiss.

Slide 36 - Tekstslide

Reflexive pronouns
myself
yourself
himself
herself
itself
ourselves
yourselves
themselves
Reciprocal pronouns
each other
one another

Slide 37 - Tekstslide

One & Ones

One of Ones gebruik je... 

als je niet nog een keer een zelfstandig naamwoord wilt herhalen in de zin


Slide 38 - Tekstslide

One & Ones
One          enkelvoud
Ones        meervoud

Het hangt er van af of het zelfstandig naamwoord daarvoor in het enkelvoud of meervoud staat.
Let goed op bij het lezen van de zin!
Do you like cookies? These ones are delicious.

Slide 39 - Tekstslide

One & Ones
One          enkelvoud
Ones        meervoud

MAAR het kan ook zo zijn dat het zelfstandig naamwoord in het meervoud staat, maar je er maar één van deze groep bedoelt. Lees dus altijd goed de hele zin door!

Do you like movies? This one is really nice! 

Slide 40 - Tekstslide

Na deze woorden kun je one/ones gebruiken:
1. een bijvoeglijk naamwoord
                 There are big problems and small ones.
2. which
                I have to read a book. Which one should I pick? 
3. this/ that/ these / those
              Do you like thrillers? This one is a must-read.
4. als zelfstandig naamwoord
              Muffins? I like the ones with chocolate best.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Homework
Study for the PTO3:
- alle grammatica van theme 5 & 6
- irregular verbs (2e + 3e rijtje)
- Vocabulary theme 5 en 6: B, C, D, H, I
- Stone 15

Slide 43 - Tekstslide