5V 10.5 Bloedvaten

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.5: Bloedvaten
Deze les:
- Bloedvaten verschillen 
- Beschadigingen aan bloedvaten
- Filtratie en Resorptie
- Lymfe


1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.5: Bloedvaten
Deze les:
- Bloedvaten verschillen 
- Beschadigingen aan bloedvaten
- Filtratie en Resorptie
- Lymfe


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
  • je leert hoe bloedvaten gebouwd zijn
  • je leert hoe de bloedstolling verloopt
  • je leert hoe cellen stoffen met bloed uitwisselen 

Slide 2 - Tekstslide

Noteer op een post it
wat weet je nog van vorige les?
wat vind je nog moeilijk?

Slide 3 - Woordweb

Hoeveel zuurstof wordt er afgegeven in weefsel als de zuurstofdruk bij de longen 14kPa is en in het weefsel 8kPa? Berekening!

Slide 4 - Open vraag

Het Bohr effect (vraag 45)
In beenspieren van een mens heersen de volgende omstandigheden:
- in rust: pO2 = 5,0 kPa, pCO2 = 5,3 kPa
- in actie: pO2 = 3,0 kPa, pCO2 = 8,0 kPa
In de haarvaten van deze spieren komt bloed binnen waarvan de pO2 = 14 kPa en de pCO2 = 2,7 kPa. 
Bereken hoeveel ml O2 per 100 mL bloed in actie meer wordt afgegeven door het Bohr effect dan in rust.

Slide 5 - Tekstslide

Het Bohr effect
Bloed: verzadigingspercentage: 98% 
Spieren in rust: verzadigingspercentage 70%
Afgifte in rust: 98-70=28% 
Spieren in actie: verzadigingspercentage 32%
Afgifte in actie: 98-32=66%
66-28=32% *20 mL/100mL = 7,6 mL/ 100mL

Slide 6 - Tekstslide

Een piloot vliegt op vijfduizend meter hoogte. Daar is de pO2 de helft van normaal, dus ongeveer 7,0 kPa. Bereken (gebruik Binas 83D) het verschil in verzadigingspercentage van hemoglobine tussen de longen (pCO2=2,7 kPa) en de beenspieren (pO2=2,5 kPa, pCO2=8,0 kPa), als de drukcabine niet werkt. En op zeeniveau. (tip: pO2 in benen blijft op beide hoogtes gelijk).

Slide 7 - Open vraag

Gegevens
  • pCO2 in de longen is 2,7 kPa (lees je af op de x-as)
  • pCO2 beenspier is 8,0 kPa (lees je af groene grafiek)
  • pO2 beenspier is 2,5 kPa (lees je af rode grafiek)
  • pO2 longen 5000 m is 7 kPa (lees je af op de x-as)
  • pO2 longen zeeniveau is 14 kPa (lees af op de x-as)
 

Slide 8 - Tekstslide

Aflezen
  • aflezen pO2 % in  longen  5000 m hoogte ongeveer 89% (bij 37 °C). (x-as 7 rood)
  • aflezen pO2 % in de weefsels is het 21%. (x-as 2,7 groen)
  • aflezen op zeeniveau is pO2 14 kPa dus het verschil dus 98% - 21% = 77% verzadiging;
  • op 5000 m hoogte 89% - 21% = 68% verzadiging.
  • Er vindt dus 77%-68% = 9% minder O2-afgifte plaats in de weefsels.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag Cornell 
Maak een Cornellverdeling in je schrift
maak een tabel in het schrijfdomein met drie kolommen
  •  slagaders
  • aders
  • haarvaten
Kijk het filmpje. Schrijf na afloop de kenmerken in de juiste kolom. 
Lees blz. 32 "bloedvaten verschillen; bestudeer BINAS 84C2 en vul je Cornell verder aan.
timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Aan de slag Cornell 
Maak een Cornellverdeling in je schrift
maak een tabel in het schrijfdomein met drie kolommen
  •  slagaders
  • aders
  • haarvaten
Kijk het filmpje. Schrijf na afloop de kenmerken in de juiste kolom. 
Lees blz. 65 "verschillende typen bloedvaten ; bestudeer BINAS 84C2 en vul je Cornell verder aan.
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Slagaders en aders: dekweefsel (endotheel), basaal membraan (eiwitten en collageen vezels), elastisch bindweefsel (slagaders), glad spierweefsel, bindweefsel.
Het endotheel is glad zodat
het bloed weinig weerstand
heeft.

Slide 13 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Sommige aders hebben kleppen om
er voor te zorgen dat bloed de
goede kant op stroomt.
Door de lage bloeddruk in de aders
is dit nodig.

Slide 14 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Ligging tussen skeletspieren of 
bij slagaders helpt het omhoog
stuwen van het bloed in de aders.

Slide 15 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 1: glad endotheel met
tight-junctions. Er kunnen
nauwelijks stoffen tussen de cellen
door.
Meeste stoffen via diffusie,
endocytose, exocytose.

Slide 16 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 2: glad endotheel met poriën.
Op plekken waar extra capaciteit
nodig is: hersenen, nieren en alvleesklier.

Slide 17 - Tekstslide

Typen bloedvaten - bouw
Haarvaten: alleen endotheel en basaal membraan.
Type 3: endotheel met open structuur.
In organen waar veel contact
tussen bloed en orgaan nodig
is: lever, milt en rode beenmerg.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Beschadiging van de bloedvatwand:
Bloedplaatjes plakken aan het beschadigde en bereikbare basale membraan en vormen een
plaatjesprop

Slide 21 - Tekstslide

Beschadigingen - fase 1
Bloedplaatjes in de plaatjesprop geven stoffen af die
zorgen voor aantrekken van extra bloedplaatjes en het samentrekken van de spieren
rond het bloedvat.

Slide 22 - Tekstslide

Propvorming
Bloedstolling

Slide 23 - Tekstslide

Bloedstolling

Slide 24 - Tekstslide

Bloedstolling 
De bloedplaatjes uit de plaatjesprop geven de plaatjesfactor af. Samen met vitamine K, Ca2+ en stollingsfactoren in het bloed komt een cascade (reeks/ waterval) op gang die uiteindelijk zorgt voor de omzetting van protrombine in trombine

Weefselbeschadiging (extrinsiek) bevorderd dit proces, maar het verloopt ook zonder als bloedplaatjes klonteren.

Slide 25 - Tekstslide

Bloedstolling
Trombine zet op zijn beurt weer fibrinogeen om in fibrine.
Fibrinedraden vormen met plaatjes en rode bloedcellen een bloedstolsel.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Tekstslide

Weefselherstel
Nieuwe bloedvatwandcellen ontstaan door celdeling.
Na verloop van tijd wordt een enzym aangemaakt dat de fibrinedraden weer oplost.
Littekenweefsel: herstel ging gepaard met de aanmaak van veel collageenvezels en een onregelmatge weefselstructuur. Minder elasticiteit.

Slide 29 - Tekstslide

Wanneer je een wondje hebt, moet dat snel gedicht worden. Welke bloedbestanddelen spelen een rol bij het vormen van een korstje?
A
de bloedplaatjes, rode bloedcellen en witte bloedcellen
B
fibrinogeen, bloedplaatjes en rode bloedcellen
C
witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
fibrinogeen, bloedplaatjes en witte bloedcellen

Slide 30 - Quizvraag

Hoe ontstaat een hartinfarct?
- de kransslagader voorziet de hartspier van zuurstof
- wanneer er een plaque vormt in het bloedvat door vetachtige stoffen (bijv. cholesterol) kan het vernauwen of zelfs helemaal dichtbslibben
- Een deel van het hartweefsel krijgt geen zuurstof, met een hartinfarct als gevolg  

Slide 31 - Tekstslide

Behandelingmethoden
Dotterbehandeling: Bij deze behandeling wordt de vernauwde kransslagader weer wijder gemaakt d.m.v. een klein ballonetje en eventueel een stent. 
 
Bypassoperatie: Er wordt een nieuwe verbinding gemaakt tussen de aorta en de kransslagader (een omleiding)

Slide 32 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
De bloeddruk neemt af van 4,6 kPa naar 2,3 kPa tussen begin en eind haarvat.
Binas 84 G

Slide 33 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
In het bloed achtergebleven eiwitten (te groot om het bloedvat te verlaten) zorgen voor een colloïd osmotische druk.

Slide 34 - Tekstslide

Wat was osmose ook alweer?

Slide 35 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Het verschil tussen de bloeddruk (BD) en de Colloïd Osmotische Druk (COD) levert de netto filtratiedruk (NFD).

Slide 36 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
Deze NFD zorgt er voor dat veel weefselvloeistof aan het einde van een haarvat weer terugstroomt het haarvat in (met afvalstoffen, CO2).

Slide 37 - Tekstslide

Weefselvloeistof

Slide 38 - Tekstslide

Weefselvloeistof

Slide 39 - Tekstslide

Uitwisseling met weefsels
  • Dagelijks ongeveer 20L van bloedplasma -> weefselvloeistof.
  • Ongeveer 10% blijft achter in de weefsels.
  • Het lymfesysteem zorgt er voor dat deze weefselvloeistof weer terug komt in de bloedbaan

Slide 40 - Tekstslide

Lymfesysteem
Weefselvloeistof wordt
verzameld in lymfevaten.
Het heet dan lymfe.

Slide 41 - Tekstslide

Lymfesysteem
Lymfevaten hebben
kleppen om te zorgen
dat de lymfe de goede
kant op stroomt.

Slide 42 - Tekstslide

Lymfesysteem
Via de borstbuis bij de
sleutelbeenader weer het bloed
in.

Bloedplasma=weefselvloeistof
=lymfe.

Slide 43 - Tekstslide

Huiswerk
  • maak van bs 10.5 de opdrachten kies je leerroute.
  • maak nog een cornell over de coloid-osmotische waarde
NB houdt deze zo schematisch mogelijk.

Slide 44 - Tekstslide