De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.
Hij woonde soms in een kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp
Slide 3 - Tekstslide
Hofstelsel
In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.
Het ene deel van de grond was verhuurd aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen.
De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.
Slide 4 - Tekstslide
Veel plichten,
weinig rechten
Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjes, te doen.
Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.
Slide 5 - Tekstslide
Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
Slide 6 - Tekstslide
Aantekening
Hofstelsel
Slide 7 - Tekstslide
Het leenstelsel
Daarom kreeg hij hulp van hertogen en graven: hoge edelen, met voorrechten in de samenleving.
Ze waren door Karel benoemd om een gebied te besturen: hertogdom of graafschap.
Een hertog of graaf moest dan voor Karel knielen en beloven hem trouw te dienen.
Slide 8 - Tekstslide
Het leenstelsel
Vanaf het moment dat een graaf en hertog de belofte had gedaan was hij een leenman (vazal). De koning wordt zijn leenheer.
Een leenman krijgt geen grondgebied maar kreeg het te leen.
De leenman mocht wel uit dit gebied inkomsten halen.
Maar... hij moest rechtspreken en zorgen voor orde en veiligheid.
Slide 9 - Tekstslide
Het leenstelsel
De adel moest ook militairen leveren voor het leger van de koning.
Dit bestuur noemen wij het leenstelsel offeodalisme.