In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Zorgleefplan
Slide 1 - Tekstslide
Waar werken jullie mee in de praktijk?
Slide 2 - Woordweb
Wat is een zorgleefplan?
In het zorgleefplan leg je de voorkeuren, ondersteuningsvragen, behoeften of doelen van de cliënt vast.
Hierbij kijk je naar alle aspecten die belangrijk zijn voor kwaliteit van leven van een cliënt.
Slide 3 - Tekstslide
Stappenplan methodisch werken
1. Verzamelen van gegevens
2. Vastellen van de behoefte en het probleem
3. Vaststellen doelen
4. Vaststellen van en plannen zorgactiviteit
5. Uitvoeren van de verzorgende interventies
6. Het evalueren van de zorg
Slide 4 - Tekstslide
Stap 1 Gegevens verzamelen
Hoe doe je dat?
Met wie?
Slide 5 - Tekstslide
Stap 2 Vaststellen van ondersteuningsvraag, behoeften en problemen
Ondersteuningsvraag of Behoefte?
Problemen?
Slide 6 - Tekstslide
Methodisch werken
Doorlopen van vaste stappen
Evalueren
Bijstellen
Doel: planmatig en gestructureerd werken
Slide 7 - Tekstslide
Het zorgplan in de VVT bevat de volgende vier levensdomeinen:
1. Mentaal welbevinden
2. Lichamelijk welbevinden
3. Woon- en leefomstandigheden
4. Participatie
Slide 8 - Tekstslide
POG
P = Probleem
O = Oorzaak
G = Gevolg
Slide 9 - Tekstslide
Meneer De Jong (87) heeft COPD en zit in een rolstoel omdat hij te weinig energie heeft om te
lopen. Op zijn stuit heeft meneer een rode plek. De huisarts constateerde dat meneer ondervoed is. Meneer is nu opgenomen in het verpleeghuis.
Formuleer de POG voor meneer de Jong.
Slide 10 - Tekstslide
Maken POG: Meneer De Jong (87) heeft COPD en zit in een rolstoel omdat hij te weinig energie heeft om te lopen. Op zijn stuit heeft meneer een rode plek. De huisarts constateerde dat meneer ondervoed is. Meneer is nu opgenomen in het verpleeghuis.
Slide 11 - Open vraag
Tommie eet elke dag witbrood, patat en drinkt drinkt dagelijks cola. Hij heeft één keer in de week ontlasting. Hij heeft een vervelend vervelend gevoel in zijn buik. Hij zou meer vezels, groente en water moeten nemen. Welke zin hoort bij de letter O van de afkorting POG?
A
Hij heeft een vervelend gevoel in zijn buik
B
Hij heeft één keer in de week ontlasting
C
Hij eet dagelijks witbrood, patat en cola
D
Meer groente, vezels en water moeten drinken
Slide 12 - Quizvraag
Hoe maak je een Zorgleefplan?
Het zorgprobleem of ondersteuningsvraag (4 aspecten)
1.
P = Probleem (verpleegkundige diagnose/probleem)
O = Oorzaak van het probleem
S= Gevolgen van het probleem
Slide 13 - Tekstslide
2. Maken van een doel
Doel moet SMART worden geformuleerd
S = specifiek
M = meetbaar
A = acceptabel
R = Realistisch
T = tijdgebonden
Slide 14 - Tekstslide
3. Interventies
Wat ga je doen om het doel te behalen?
Dit kunnen meerdere acties zijn door meerdere personen.
Slide 15 - Tekstslide
4. Evaluatie
1. Productevaluatie: Is mijn doel bereikt?
2. Procesevaluatie: Zijn de acties goed verlopen?
Slide 16 - Tekstslide
Welk hulpmiddel gebruik je om een zorgdoel te formuleren
A
RUMBA
B
PES
C
SMART
D
SOAP
Slide 17 - Quizvraag
wat betekent SMART ?
Slide 18 - Woordweb
Waarvoor staat de R in SMART
A
Resultaat
B
Relevant
C
Richtinggevend
D
Realistisch
Slide 19 - Quizvraag
Stel een probleem op aan de hand van de POG. En een bijpassend doel aan de hand van de SMART regel
Slide 20 - Open vraag
Het in kaart brengen van wensen, behoeften,mogelijkheden en zorgvraag beschrijven we in het?...
A
zorgplan
B
zorgleefplan
C
ondersteuningsplan
D
A,B,C
Slide 21 - Quizvraag
Wie is verantwoordelijk voor het opstellen van het zorgplan?