H5 VWO Investeren moet!
1 / 37
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Schrijf in je schrift bij de aantekeningen wat vaste activa, vlottende activa en liquide activa zijn?
Schrijf ook steeds een voorbeeld erbij!
Schrijf ook steeds een voorbeeld erbij!
Slide 6 - Open vraag
Wat staat er aan de debetzijde van de balans?
Slide 7 - Open vraag
Leg uit waarom een balans altijd in evenwicht is?
Slide 8 - Open vraag
Op de kermis heeft Piet alvast 25 suikerspinnen gemaakt om te verkopen aan klanten. Is dit bezit een vaste activa of een vlottende activa?
A
vaste activa
B
Vlottende activa
Slide 9 - Quizvraag
Thomas koopt een tweedehands auto waarmee hij de schildersspullen voor zijn klusbedrijf kan vervoeren. Is dit bezit een vlotten of vaste activa
A
Vlottende activa
B
vaste activa
Slide 10 - Quizvraag
Marianne koopt voor haar kledingbedrijf 125 kledinghangers om kleding op te hangen. Is dit bezit een vaste activa of vlottende activa
A
vaste activa
B
vlottende activa
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het eigen vermogen op een balans?
Slide 14 - Open vraag
Wat zijn vlottende activa?
Slide 15 - Open vraag
Noem twee voorbeelden van vaste activa.
