3 mavo, Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 1 tm 3, paragraaf woordenschat

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf woordenschat
Klas: 3 mavo
Docent: Nick Stoof
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf woordenschat
Klas: 3 mavo
Docent: Nick Stoof

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan de betekenis van een onbekend woord vinden.
  • Je weet welke woordraadstrategieën je kan inzetten wanneer je de betekenis van een woord niet weet.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kan je de betekenis van een woord vaak vinden, zonder dat je een woordenboek gebruikt?

Slide 3 - Woordweb

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf woordenschat (blz. 26):
Opdracht 1, 2, 3

  • Lezen uit het boek Overstroomd

Slide 4 - Tekstslide

Nederlands
Hoofdstuk 1, paragraaf woordenschat
Klas: 3 mavo
Docent: Nick Stoof

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan de betekenis van een onbekend woord vinden.
  • Je weet welke woordraadstrategieën je kan inzetten wanneer je de betekenis van een woord niet weet.

Slide 6 - Tekstslide

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 1, paragraaf woordenschat (blz. 28):
Opdracht 4 + 5

  • Lezen het boek Overstroomd

Slide 7 - Tekstslide

Nederlands
Hoofdstuk 2, paragraaf woordenschat
Klas: 3 mavo
Docent: Nick Stoof

Slide 8 - Tekstslide

Startopdracht
10 minuten lezen uit je boek Overstroomd.
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je nog meer formeel taalgebruik?

Slide 10 - Open vraag

Nederlands
Hoofdstuk 2, paragraaf woordenschat
Klas: 3 mavo
Docent: Nick Stoof

Slide 11 - Tekstslide

Startopdracht
10 minuten lezen uit je boek Overstroomd.
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kan formeel taalgebruik herkennen en gebruiken.

  • Je kan de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden of opzoeken in een woordenboek.

  • Je kent de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen van deze paragraaf.

Slide 13 - Tekstslide

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 14 - Sleepvraag

Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik
''Geachte ...''
Whatsapp-bericht
''Lieve oma,''
Sollicitatiebrief
''Groetjes!''
''Ik hoor graag van u!''
Emoji's 
Deftig
Krantenartikel
Recensie
E-mail aan een docent

Slide 15 - Sleepvraag

Opdrachten
  • Maken van hoofdstuk 2, paragraaf woordenschat (blz. 56):
Opdracht 3, 4, 5

  • Lezen uit het boek Overstroomd

Slide 16 - Tekstslide