5.5 Present perfect

Present perfect
Doelen: 
  • Hoe maak ik een present perfect?

  • Wanneer gebruik ik de present perfect?

  • Signaalwoorden van de present perfect.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Present perfect
Doelen: 
  • Hoe maak ik een present perfect?

  • Wanneer gebruik ik de present perfect?

  • Signaalwoorden van de present perfect.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Present perfect is?
A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
toekomst
D
tegenwoordige tijd

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Present perfect:
Wanneer gebruik je de present perfect?
A
het is in het verleden gebeurd en niet belangrijk wanneer.
B
bij feiten, gewoontes en regelmaat.
C
wanneer het nog moet gaan gebeuren.
D
als het nu gebeurt.

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

PRESENT PERFECT:
Welk werkwoord is ALTIJD aanwezig in de present perfect?
A
do of does
B
am of are
C
have of has
D
was of were

Slide 8 - Quizvraag

PRESENT PERFECT:
In welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
She had been working until late.
B
She have been working until late.
C
She has worked until late.
D
She has been working until late.

Slide 9 - Quizvraag

PRESENT PERFECT:
in welke zin wordt de present perfect gebruikt?
A
She was working until late.
B
She worked until late.
C
She has worked until late.
D
She has been working until late.

Slide 10 - Quizvraag

Present Perfect:

Wat is de regel van de present perfect?
A
ww+ - ed
B
shit = ww+-s
C
vorm van to be + ww+-ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 11 - Quizvraag

Wat is hier de present perfect
A
I live in Steenwijk
B
I have lived in Steenwijk
C
I lived in Steenwijk
D
I am living in Steenwijk

Slide 12 - Quizvraag

Zet de zin in: + - of ?
+ Has mum cooked dinner?

Slide 13 - Open vraag

Zet de zin in: + - of ?
? You haven’t saved much money.

Slide 14 - Open vraag

Zet de zin in: + - of ?
- He has arrested many criminals.

Slide 15 - Open vraag

Zet de zin in: + - of ?
+ .............. (I - to take) a selfie.

Slide 16 - Open vraag

Zet de zin in: + - of ?
- ............. (she - not - to say) sorry to him.

Slide 17 - Open vraag

Zet de zin in: + - of ?
? What ............ (you - to do) with my phone?

Slide 18 - Open vraag

Ik begrijp nu hoe de present perfect werkt.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Link

End

Slide 21 - Tekstslide