2.3

Ga zitten op je vaste plek
Zet computer aan
Log in
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Ga zitten op je vaste plek
Zet computer aan
Log in

Slide 1 - Tekstslide

WELKOM
3 Kader
Welkom

Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning
Opstarten
05 min
Herhaling paragraaf 2.2 Wonen en werken in NL en Duitsland
10 min
Check paragraaf 2.2 met LessonUp
10 min
Opdracht Lesdoelen
10 min
Aanvullende uitleg 2.3
10 min
Maken paragraaf 2.3
20 min
Lesafsluiting
05 min

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
§2.2 Wonen en werken in Nederland en Duitsland

Slide 4 - Tekstslide

Oost-Duitsland
  • vanaf jaren 1950: vooral eenvoudige betonnen flats

  • vanaf 1990: suburbanisatie 

  • val van de muur 9-11-1989


West Duitsland
  • vanaf jaren 1950: nieuwbouwwijken met flats

  • vanaf jaren 1970: wijken met eengezinswoningen

  • vanaf jaren 1960: suburbanisatie  


Wonen in Duitsland: Wederopbouw
Oost-Berlijn 1965
Plattenbau
West-Berlijn 1965

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Werken: Nederland vanaf 1950

  • Dienstensector is steeds
belangrijker geworden

  • Veel industriële bedrijven
moesten sluiten

  • Stedelijke gebieden hebben zich gespecialiseerd



Slide 7 - Tekstslide

Werken: Duitsland vanaf 1950

  • Dienstensector is steeds belangrijker geworden

  • Veel werkloosheid in oude industriegebieden
    - Ruhrgebied
    - voormalig Oost-Duitsland

  • Veel Oost-Duitse bedrijven moesten na de eenwording sluiten



Slide 8 - Tekstslide

Voorzieningen vanaf 1950
Nederland 
  • Steeds meer voorzieningen sinds 1950
  • Bevolking is gegroeid
  • Mensen verdienen meer geld
  • Sommige voorzieningen verdwijnen
Duitsland 
  • Ontwikkelingen zijn vergelijkbaar met Nederland
  • Minder voorzieningen in Oost-Duitsland dan in West-Duitsland
  • Veel voorzieningen op het platteland verdwijnen

Slide 9 - Tekstslide

Hoe armer een land, hoe....
A
groter de primaire sector
B
kleiner de primaire sector
C
minder verschil is in de sectoren
D
hoe minder mensen in de landbouw werken

Slide 10 - Quizvraag

Secundaire sector
Tertiaire sector
Primaire sector

Slide 11 - Sleepvraag

UIt hoeveel sectoren bestaat de beroepsbevolking?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Welke sector is niet één van de officiële sectoren?
A
Primaire Sector
B
Secundaire Sector
C
Informele Sector
D
Tertiaire Sector

Slide 13 - Quizvraag

Onder welke sector valt deze varkensboer?
A
De primaire sector
B
De secundaire sector
C
De tertiare sector
D
Geen van alle sectoren

Slide 14 - Quizvraag

Welke van de vier sectoren
zie je op de achtergrond?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 15 - Quizvraag

Wat valt niet onder voorzieningen?
A
Winkels
B
Ziekenhuizen
C
Scholen
D
Woningen

Slide 16 - Quizvraag

Een kenmerk van een landelijk gebied is?
A
Er zijn veel voorzieningen
B
Verstedelijking
C
Agglomeratie
D
Er zijn weinig voorzieningen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is geen stedelijk netwerk / stedelijk gebied?
A
Randstad
B
Twente
C
Brabantse stederij
D
Leeuwarden

Slide 18 - Quizvraag

Van vroeger naar nu:
A
urbanisatie - re-urbanisatie - suburbanisatie.
B
suburbanisatie - urbanisatie - re-urbanisatie
C
suburbanisatie - re-urbanisatie - urbanisatie
D
urbanisatie - suburbanisatie - re-urbanisatie

Slide 19 - Quizvraag

Verstedelijking = urbanisatie
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Suburbanisatie = verstedelijking
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht:
  • Wat? Lees paragraaf 2.3 en Vul het werkblad in 
(zie Magister Berichten)
  • Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
  • Hulp? Gebruik paragraaf 2.3 in je boek of online
  • Tijd?  10 minuten
  • Klaar? Maak paragraaf 2.3
timer
10:00

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdstuk 2: 
Bevolking en ruimte
§2.3 Verkeer en vervoer in Nederland en Duitsland

Slide 23 - Tekstslide

Lesdoelen van deze les
  1. Je kunt beschrijven hoe steden en dorpen in Nederland en Duitsland vanaf 1950 zijn veranderd wat betreft verkeer, recreatie en natuur
  2. Je kunt steden en dorpen in Nederland en Duitsland vergelijken en de verschillen en overeenkomsten verklaren

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Oost-Duitsland was vroeger kapitalistisch
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quizvraag

1870 - 1960
1960 - 1980
vanaf 1980
urbanisatie
suburbanisatie
re-urbanisatie

Slide 27 - Sleepvraag

Nederland en Duitsland sinds 1950


  • Ontwikkelingen in verkeer, recreatie en natuur zijn in Duitsland ongeveer gelijk aan die in Nederland

  • Grotere verschillen tussen Oost- en West-Duitsland, maar worden sinds 1990 steeds kleiner


Slide 28 - Tekstslide

Verkeer sinds 1950
Verkeer: alle verplaatsingen waarbij goederen of personen worden vervoerd

Mobiliteit is sinds 1950 toegenomen oorzaak;
  • meer welvaart
  • suburbanisatie

Gevolg: meer forensisme = woon-werk verkeer

Slide 29 - Tekstslide

Verkeer sinds 1950
Toename woon-werkverkeer en goederenvervoer
  • meer congestie (opstopping, file)
  • minder bereikbaarheid

 Infrastructuur is sterk uitgebreid
  • Ontwikkelingen in Duitsland en Nederland zijn vergelijkbaar
  • minder autobezit en slechtere
      infrastructuur in Oost-Duitsland; verschil neemt af.    
      

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Recreatie sinds 1950

Meer vrije tijd en geld sinds 1950

  • Meer mogelijkheden voor dagtochtjes of vakantie
  • Meer voorzieningen voor recreatie

Ontwikkelingen in Duitsland en Nederland zijn vergelijkbaar.

Duitsers gaan meer in eigen land op vakantie dan Nederlanders.

Slide 32 - Tekstslide

Natuur sinds 1950

1950-1990: afname natuur in Nederland.


1990: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
  •  sinds 2014 heet dit Natuurnetwerk Nederland (NNN).

doel: netwerk van natuurgebieden
  • grotere natuurgebieden door ze met elkaar elkaar te verbinden.

Slide 33 - Tekstslide

Natuur sinds 1950

Natura 2000: Europees netwerk van natuurgebieden.


Duitsland: ook verschillende beschermde natuurgebieden
  • deels binnen Natura 2000
  • sterke toename sinds jaren  1980

Slide 34 - Tekstslide

Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Slide 36 - Tekstslide


Slide 37 - Open vraag

Opdracht:
  • Wat? Maak paragraaf 2.3 online
  • Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
  • Hulp? Gebruik paragraaf 2.3 in je boek of online
  • Tijd?  Tot einde van de les
  • Klaar? Lees + maak paragraaf 2.4
timer
20:00

Slide 38 - Tekstslide