H2 De bevolking in Duitsland neemt af. Loopt Duitsland leeg?
H3 China's economie groeit snel. Hoe ziet het nieuwe China eruit?
C In China liggen megasteden. Welke grootstedelijke problemen zijn er?
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Bevolking en Ruimte
Leerdoelen
H1 Nederland vergrijst. Hoe kan je dat merken?
H2 De bevolking in Duitsland neemt af. Loopt Duitsland leeg?
H3 China's economie groeit snel. Hoe ziet het nieuwe China eruit?
C In China liggen megasteden. Welke grootstedelijke problemen zijn er?
Slide 1 - Tekstslide
Opbouw lessen
H1 Bevolking en Ruimte in Nederland H2 Bevolking en Ruimte in Duitsland H3 Bevolking en ruimte in China
Casus Megasteden in China in het Dalton uur
Tentamen week 3 (14 jan t/m 18 jan)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Waardoor verandert het bevolkingsaantal in Nederland
Slide 4 - Woordweb
1.1 Bevolkingsgroei in Nederland
Natuurlijke en sociale bevolkingsgroei
3 oorzaken vergrijzing
Van emigratie land naar immigratieland
4 groepen migranten die naar Nederland kwamen
Slide 5 - Tekstslide
0
Slide 6 - Video
Natuurlijke bevolkingsgroei
Sociale bevolkingsgroei
Geboorte - sterfte
Geboorteoverschot
Sterfteoverschot
Immigratie - emigratie
Vestigingsoverschot
Vertrekoverschot
Slide 7 - Tekstslide
0
Slide 8 - Video
3 oorzaken vergrijzing:
Geboortegolf na WOII (babyboom)
Dalend geboortecijfer door voorbehoedsmiddelen
Gestegen levensverwachting
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Voor 1965:
Vertrekoverschot
Na 1965:
Vestigingsoverschot
Slide 11 - Tekstslide
0
Slide 12 - Video
Gastarbeiders
Inwoners Nederlandse koloniën:
Na WOII Indonesië onafhankelijk
1975 Suriname onafhankelijk
Inwoners EU o.a. seizoensarbeiders
Vluchtelingen
Slide 13 - Tekstslide
Eens kijken of jullie het hebben begrepen......
Slide 14 - Tekstslide
Wat geeft het geboortecijfer aan?
A
Aantal geboortes
B
Levensverwachting bij geboorte
C
Levensverwachting
D
Bevolkingsgroei
Slide 15 - Quizvraag
Nederland: Geboortecijfer = 10 Sterftecijfer = 2
A
natuurlijke bevolkingsgroei = 4
B
natuurlijke bevolkingsgroei = 2
C
Natuurlijke bevolkingskrimp = 4
D
Natuurlijke bevolkingskrimp = 2
Slide 16 - Quizvraag
De bevolking groeit snel door?
A
Laag sterftecijfer, laag geboortecijfer
B
Laag sterftecijfer, hoog geboortecijfer
C
Hoog sterftecijfer, laag geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer, hoog geboortecijfer
Slide 17 - Quizvraag
Deze kaart gaat over:
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
nationale schaal
D
alle drie zijn correct
Slide 18 - Quizvraag
In de stad is de bevolkingsdichtheid hoger dan op het platteland
A
goed
B
fout
Slide 19 - Quizvraag
‘In 1975 werd Suriname onafhankelijk. Daarvoor hoorde het bij Nederland. Mijn ouders gingen toen meteen naar Nederland. Ze verwachtten hier een betere toekomst. Later werden mijn broertje en ik geboren.’ Tot welke groep immigranten behoren de ouders van deze persoon?
A
arbeidsmigranten
B
vluchtelingen
C
inwoners voormalige koloniën
D
asielzoekers
Slide 20 - Quizvraag
Aantal geboorten: 120.000 Aantal sterfgevallen: 100.000 Immigratie: 75.000 Emigratie: 80.000 Wat is de natuurlijke bevolkingsgroei van dit land?
Slide 21 - Open vraag
Waarom was het geboortecijfer vroeger hoger dan nu?
A
De meeste vrouwen trouwden op late leeftijd.
B
De woonomstandigheden waren slecht.
C
Er waren vroeger meer mensen zonder partner.
D
Vrouwen werden jonger moeder.
Slide 22 - Quizvraag
Als er meer mensen emigreren dan immigreren, dan is er een
A
vestigingsoverschot
B
bevolkingsgroei
C
vertrekoverschot
D
bevolkingsafname
Slide 23 - Quizvraag
Welke uitspraak over arbeidsmigranten is waar?
A
De eerste arbeidsmigranten kwamen allemaal uit Marokko
B
Veel arbeidsmigranten kwamen uit voormalige koloniën.
C
In de jaren ’60 en ’70 kwamen veel arbeidsmigranten
D
Turkse arbeiders gingen na enkele jaren terug naar hun familie.
Slide 24 - Quizvraag
Iemand die aan de overheid van een land vraagt om in dat land te mogen wonen omdat hij gevaar loopt in zijn eigen land, noem je een
A
allochtoon
B
westerse allochtoon
C
niet-westerse allochtoon
D
asielzoeker
Slide 25 - Quizvraag
Krimp
Leefbaarheid wordt slechter
Vergrijzing
Hoge geboortecijfers niet-westerse allochtonen
Slide 26 - Sleepvraag
Slide 27 - Video
Bevolkingscijfers
Geboortecijfer
Def: Aantal geboorten in een gebied per 1000 inwoners in een jaar
Sterftecijfer
Def: Aantal overleden in een gebied per 1000 inwoners in een jaar
Slide 28 - Tekstslide
Natuurlijk bevolkingsgroei (of afname)
Geboorteoverschot
Def: Het verschil tussen het aantal mensen dat geboren wordt en dat sterft. Gevolg --> groei bevolking (bv ontwikkelingslanden)
Sterfteoverschot
Def: Het aantal sterftegevallen dat groter is dan het aantal geboorten in een jaar in een gebied Gevolg --> ontgroening en vergrijzing (bv Duitsland en Italie)
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Bevolkingsdichtheid
Def: Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer
Slide 31 - Tekstslide
Bevolkingsspreiding
Def: De manier waarop een bevolking over een bepaald gebied is verdeeld.
Slide 32 - Tekstslide
1.3 De verstedelijking van Nederland
Urbanisatie
Suburbanisatie
Re-urbanisatie
Ruimtegebruik landelijk gebied
Slide 33 - Tekstslide
Urbanisatie (= verstedelijking)
Na 1870 fabrieken bij steden
Arbeiders verhuizen van platteland naar de stad
Slide 34 - Tekstslide
Suburbanisatie: verhuizen van stad naar omliggende platteland
Welvaart: lonen stijgen, duurder huis kopen of huren
Mobiliteit: geld om auto te kopen, afstand woonplaats-werkplaats kan groter zijn.
Kleine woningen, nauwelijks groen, nauwe straten
Na 1960
Huis met tuin in dorpen, kinderen veilig buiten spelen.
Gevolg
Steden en dorpen groeien aaneen tot agglomeraties en stedelijke gebieden.
Slide 35 - Tekstslide
Re-urbanisatie: na 1980
Slide 36 - Tekstslide
0
Slide 37 - Video
Ruimtegebruik landelijk gebied:
Suburbanisatie zorgt voor verstedelijking platteland.
Minder boeren maar grotere bedrijven.
Meer ruimte voor natuur en recreatie
Slide 38 - Tekstslide
Stedelijk gebied Def: Groot gebied van steden met omliggende dorpen
Hoog voorzieningenniveau
Hoge bebouwingsdichtheid
Veel werkgelegenheid
Landelijk gebied Def: Gebied met een lage bebouwingsdichtheid en veel open ruimte
Laag voorzieningenniveau
Lage bebouwinsdichtheid
Weinig werkgelegenheid
Slide 39 - Tekstslide
Noem een voorziening die je wel in een stad hebt, maar meestal niet in een dorp!
Slide 40 - Open vraag
Waar werken jullie ouders?
A
In de stad
B
In het dorp
Slide 41 - Quizvraag
Waar willen jullie straks gaan wonen?
A
In de stad
B
Op het platteland
Slide 42 - Quizvraag
Noem 2 dingen die je nog lastig vindt van deze les