HNE Duits M3: les 16, K2

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!

Donnerstag 1. november 2023

Herbst - Woche 44

Planung bis zum ersten SE:

Mi 1-11

Do 2-11

Die 9-11 SE: Sehe- und Hörverständnis via WOOTS

Wie geht es dir?

Gutenmorgen!

Was machen wir heute?

- Kijk- en luisteren: Scott en Koen

- Hausaufgaben

- wir gehen weiter mit der Grammatik

- Film

die Hand

der Arm

der Bauch

der Arzt

der Mund

die Nase

der Finger

der Fuß

der Rücken

Habt ihr gelernt?

Was bedeutet
"Schmerzen"

1. smarties
2. pijn
3. smijten
4. schillen

Welches ist nicht gut geschrieben?

1. das Gesicht
2. die Apotheke
3. die Gesundheid
4. der Arzt

Vertaal naar het Duits
"spierpijn" (inclusief lidwoord)

Vertaal naar het Duits
"de koorts" (inclusief lidwoord)

Hausaufgaben überprüfen

Übung 3
die Zahnschmerzen - de kiespijn

die Halsschmerzen - de keelpijn

der Heuschnupfen - de hooikoorts

die Erkältung - de verkoudheid

die Grippe - de griep

Übung 8

Ich habe das Rätsel gelöst.

Übung 5

1 wieder - geen "status / toestand"

2 gesund - de rest zijn "ziektes"

3 leider - de rest zijn tijdsbepalingen

4 die Schmerzen - de rest zijn lichaamsdelen

5 schlafen - de rest is met "sich"

Übung 7

brauchen - Medikament

Krankenhaus - das Bein - Unfall

Apotheke - Körper - Muskelkater

Gesicht 

Übung 4
das Auge, die Nase, der Mund, die Ohren, der Bauch, der Arm, der Finger

Blijf in LessonUP

wir gehen weiter mit ...

\

was wisst ihr noch?

Satzanalyse (zinsontleding)

Welke naamval krijgt het onderwerp in het Duits?

1. 1e naamval
2. 2e naamval
3. 3e naamval
4. 4e naamval

Welk lidwoord heeft een 4e naamval (= lijdend voorwerp)

1. der
2. dem
3. den
4. des

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te achterhalen?

1. wat is het gezegde?
2. wie of wat + gezegde?
3. Wie of wat + gezegde + onderwerp?
4. Aan/voor wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Mijn tante heeft twee zussen.

1. mijn tante
2. twee zussen
3. heeft

even snel herhalen:

Ieder zinsdeel staat in een bepaalde naamval. Je kunt de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.

Naamvallen > die Kasus oder die Fälle

Naamvallen zijn een belangrijk onderdeel van de Duitse grammatica omdat ze bepalen hoe je bepaalde dingen moet zeggen/schrijven

Er zijn vier naamvallen:

• Het onderwerp staat in de eerste naamval (Nominativ).
• Het meewerkend voorwerp staat in de derde naamval (Dativ).
• Het lijdend voorwerp staat in de vierde naamval (Akkusativ).

• De tweede naamval geeft een bezit aan (Genitiv). 
  

de te stellen vragen

• De man geeft zijn moeder een kado
• Wat is het gezegde in een zin (alle werkwoorden)?
• De man geeft zijn moeder een kado
• Wie of wat + gezegde >> onderwerp
• De man  geeft zijn moeder een kado = onderwerp / 1e naamval in Duits
• Wie of wat + gezegde + onderwerp
• De man geeft zijn moeder een kado = lijdend vw / 4e naamval in Duits

Ben je weer bij?

😒🙁😐🙂😃

Spickzettel

Op het roze briefje zie je dus de verschillende vormen van bepaalde woorden in de verschillende naamvallen. 

Persoonlijk voornaamwoorden (jij, hij, hem, haar) zijn best wel anders in het Duits afhankelijk van hun functie in een zin

Persoonlijk voornaamwoorden in 4e naamval

MICH (mij)
DICH (jou)

SIE/IHN/ES (haar/hem/het)

UNS (ons)

EUCH (jullie)

SIE/SIE (hun/u)

Persoonlijk voornaamwoorden

in 1e naamval

ICH

DU

SIE/ER/ES

WIR

IHR

SIE/SIE

3e naamval / meewerkend voorwerp

Wat is dat ook alweer in het NL?

Ich kaufe ihm ein Brötchen

Ich gebe ihm ein Geschenk.

Das Buch gehört ihm.

Hoe zoek je het meewerkend voorwerp (=3e naamval)

Lijdend voorwerp in Duits = 

3e naamval (Dativ)

1. wat is gezegde?
2. wat is het onderwerp? (wie of wat + gezegde)
3. wat is het lijdend voorwerp?  (wie of wat + gezegde + onderwerp)
4. wat is het meewerkend voorwerp? (aan/voor wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp)

Er is niet altijd een meewerkend voorwerp in de zin

Persoonlijk vnw
 in 4e naamval

MICH (mij)

DICH (jou)

SIE/IHN/ES (haar/hem/het)

UNS (ons)

EUCH (jullie)

SIE/SIE (hen/u)

Persoonlijk vnw

in 1e naamval

ICH

DU

SIE/ER/ES

WIR

IHR

SIE/SIE

Persoonlijk vnw
in 3e naamval (aan/voor ...)

MIR (mij)

DIR (jou)

IHR/IHM/IHR (haar/hem/het)

UNS (ons)

EUCH (jullie)

ihnen/Ihnen (hneu)

Naamvallen

Stappenplan 

1. Zoek het gezegde                                                    
   
2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
   
3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
   
4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       

De man geeft de vrouw een kus. 

Naamvallen

Stappenplan 

1. Zoek het gezegde                                                    
   
2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
   
3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
   
4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       

Ich kaufe dir ein Brötchen

Naamvallen

Stappenplan 

1. Zoek het gezegde                                                    
   
2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
   
3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
   
4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       

Der Mann hat ein Auto gemietet

Snap je dit?

ja

een beetje

nee

Even oefenen

Het onderwerp staat in de ….

1. eerste naamval.
2. tweede naamval.
3. derde naamval.
4. vierde naamval.

Het meewerkend voorwerp staat in de ….

1. eerste naamval.
2. tweede naamval.
3. derde naamval.
4. vierde naamval.

Het lijdend voorwerp staat in de ….

1. eerste naamval.
2. tweede naamval.
3. derde naamval.
4. vierde naamval.

Zinsontleding:
Emma kauft ein Buch

1. Emma is onderwerp
2. Emma is lijdend voorwerp
3. Emma is meewerkend voorwerp
4. Emma is weg

Das Mädchen mag Pommes.
Wat is het onderwerp?

1. Das Mädchen
2. Pommes

Anita spielt gerne mit ihrer Freundin Anja.
Wat is in deze zin "Anita"?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Mark gab (gaf) ihm ein Geschenk.
Wat is in deze zin "ihm"?

1. onderwerp
2. lijdend voorwerp
3. meewerkend voorwerp

Oefenblad NU maken 

EN voor MORGEN

neem morgen je ondertekende formulier voor Münster mee 

(3 nov deadline)

neem morgen oortjes mee (anders mag je de les niet in = absent)

(boek mag thuis blijven)

voor volgende week: zorg voor oortjes met een snoer

                                 TSCHÜSS 

Wat kun je nog doen in de vakantie om te oefenen voor kijk en luisteren?