Taalverzorging blok 7 + 9 les 5

Taalverzorging
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Taalverzorging
- grammatica 
- spelling
- formuleren
- taalbewustzijn 

Slide 3 - Tekstslide

Taalverzorging: toets blok 7 en 9
Grammatica: woordbenoemen en zinsontleding
met mavo-xl-onderdelen 

Spelling: samenstellingen, meervouds -n bij verwijzingen (beide of beiden), lettergrepen, meervouden, leestekens en hoofdletters, cijfers en getallen, samentrekkingen

Formuleren: signaalwoorden, vaste voorzetsels, als of dan, dubbele ontkenning, verwijswoorden, beeldspraak

Taalbewustzijn: voor- en achtervoegsels, mensen- en dierentaal, meertaligheid, kindertaal

Slide 4 - Tekstslide

Spelling: bespreken huiswerk
opdracht 18, 23 en 24

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica

Slide 6 - Tekstslide

Woordsoorten

Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Mavo-xl:
zelfstandig-, hulp- en koppelwerkwoord
Zinsontleden

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Zin in zinsdelen verdelen
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling



Mavo-xl:
naamwoordelijk gezegde

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf de volgende zinnen op en benoem zo veel mogelijk woorden:
Ik heb gisteren twee liter chocolademelk aan mijn broertje gegeven.

Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Slide 8 - Tekstslide

Ontleed de volgende zin:

Ik heb gisteren twee liter chocolademelk aan mijn broertje gegeven.

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Tekstslide

Spelling en formuleren
meervouds -n bij verwijzingen
vaste voorzetsels
formuleerfouten: als en dan, dubbele ontkenning
voor- en achtervoegsels
leestekens
cijfers en getallen
samentrekkingen

Slide 10 - Tekstslide

De twee jongens pakten beide/beiden een koekje van de schaal.
A
beide
B
beiden

Slide 11 - Quizvraag

Ik hoorde beide/beiden zangers het lied zingen.
A
beide
B
beiden

Slide 12 - Quizvraag

Enkele/enkelen van de kippen hebben een ei gelegd.
A
enkele
B
enkelen

Slide 13 - Quizvraag

Welke samentrekking kun je maken van 'meivakantie en zomervakantie'?

Slide 14 - Open vraag

De iPad is van Kees. Het is ... iPad.
Gebruik de naam!

Slide 15 - Open vraag

Spelling en formuleren
vaste voorzetsels: een voorzetsel dat altijd bij een bepaald werkwoord hoort. Bijvoorbeeld: waarschuwen voor, streven naar, overtuigen van, zorgen maken over

dubbele ontkenning: nooit niet, nooit geen, verbieden om iets niet te doen
als en dan: groter of kleiner? dan
net zo, even, twee keer zo veel... als
maak het langer!

voor- en achtervoegsels: voorzichtig, onvoorzichtig / eiwitrijk, eiwitarm

leestekens: hoofdletters, leestekens (apostrof)

cijfers en getallen: kleine getallen (tot twintig) en ronde getallen schrijf je voluit: achttien, negentig
maten, gewichten, jaartallen en afstanden als getal: 53 procent, 4 kilometer
samentrekkingen

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Extra oefenen: Op Niveau Online > Verder oefenen of Zelftoets

blok 7 en 9


Slide 17 - Tekstslide

Mavo-xl
drie soorten werkwoorden:
zelfstandig werkwoord OF koppelwerkwoord
hulpwerkwoord



Slide 18 - Tekstslide

Mavo-xl
Er is altijd één belangrijkste werkwoord in de zin. Dat is een zelfstandig werkwoord OF een koppelwerkwoord.

Alle andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Het zelfstandig werkwoord geeft de handeling (wat er gebeurt) aan. 

Slide 19 - Tekstslide

Mavo-xl
Het zelfstandig werkwoord geeft de handeling (wat er gebeurt) aan. 

Als het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord is, dan geeft het geen handeling aan, maar is het iets. 
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Zou mijn iPad al zijn bezorgd?
De taart wordt echt prachtig!
De voorjaarsvakantie was een groot succes.

Slide 20 - Tekstslide

Mavo-xl
Er is één zelfstandig OF koppelwerkwoord.

Alle overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Zou mijn iPad al zijn bezorgd?
Marco is twee maanden afwezig geweest.
Zal hij nu niet meer zo veel afwezig zijn?

Slide 21 - Tekstslide