Week 1 - Introductie Bestuurs- en Staatsrecht - deel 1

Bestuurs- en Staatsrecht 
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bestuurs- en Staatsrecht 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Week 1 - Introductie Bestuursrecht
Theorie: Hoofdstuk 1
Herhaling Staats- en Bestuursrecht leerjaar 1

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staatsrecht

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Staatsrecht 
Gaat over de organisatie van de staat: 
  • Welke overheidsinstanties er zijn (gemeente, provincie, landelijk). 
  • Bevat regels over hoe deze instanties worden gekozen of benoemd, wat hun taken én bevoegdheden zijn. 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie kenmerken van een staat:
  1. Grondgebied - aan te wijzen op landkaart (grenzen)
  2. Inwoners - moet dus bewoond zijn
  3. Overheidsgezag - gezag over bevolking en soeverein

                                  

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Staatsvorm 
Nederland is een constitutionele monarchie: 
  • Constitutioneel omdat Nederland een grondwet heeft. 
  • Een Monarchie omdat Nederland een Koning heeft, wiens macht wordt beperkt door de grondwet. 
  • Daarnaast is er sprake van ministeriële verantwoordelijkheid. 



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursvorm
Nederland is ook een democratie:
  • inwoners kiezen de volksvertegenwoordiging, die de wetten maakt.
  • in NL kiest het volk o.a. de 2e kamer, gemeenteraad en Provinciale Staten. De 1e kamer wordt indirect gekozen door de Provinciale Staten.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt zojuist gelezen dat twee derde van de tweede kamer wenst dat de koning inkomstenbelasting gaat betalen. Dat is nu namelijk niet het geval. Welk artikel van de grondwet dient te worden gewijzigd, indien deze wetswijziging wordt doorgevoerd?

Slide 11 - Open vraag

art. 40 lid 2 GW.
Rechtsstaat 
Nederland is een rechtsstaat. Een rechtsstaat heeft de volgende kenmerken: 
  1. legaliteitsbeginsel
  2. onafhankelijke rechters
  3. scheiding der machten
  4. grondrechten voor de burgers 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondrechten (art. 1 / t/m 23 GW)
Beperken de macht van de overheid én geven de inwoners juist fundamentele vrijheden en grondrechten, bijvoorbeeld: 

  • Recht op gelijke behandeling, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, recht op eerbiediging persoonlijke levenssfeer, etc. 

De vrijheden zijn niet absoluut: een burger kan niet onbeperkt zijn gang gaan. Mag bijvoorbeeld niet leiden tot verstoring van de openbare orde. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grondrechten
Klassiek grondrecht
Sociaal grondrecht
art. 1-17 GW
art. 18-23 GW
beschermt tegen inmenging overheid
geeft een opdracht aan overheid om zaken te regelen
afdwingbaar bij de rechter
meestal niet afdwingbaar
vrijheids- en gelijkheidsrechten
economische, sociale en culturele rechten

Slide 14 - Tekstslide

Let op: soms is sociaal grondrecht wel afdwingbaar --> Urgenda vs de Staat

Klimaatactivistische organisatie Urgenda vond dat door NL mensenrechten werden geschonden door het falen van regeringen om de uitstoot te verminderen en klimaatverandering te voorkomen.

In zijn arrest bevestigde de Hoge Raad dat de Nederlandse regering verantwoordelijk was voor het beheer van de kooldioxide-uitstoot voor het land en verplicht was de mensenrechten te beschermen
klassiek grondrecht
sociaal grondrecht
vrijheid van meningsuiting
gelijke behandeling
onaantastbaarheid van het lichaam
zorg voor onderwijs
bevorderen van de volksgezondheid
zorg voor sociale zekerheid
recht van betoging
vrijheid van godsdienst
zorg voor leefmilieu
zorg voor werkgelegenheid

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursrecht

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bestuursrecht 
Valt onder het publiekrecht. Regelt dus de juridische verhouding tussen burgers/rechtspersonen en de overheid. Overheid heeft daarnaast exclusieve bevoegdheden (die burgers dus niet hebben). 

Beschrijft hoe de overheid haar bestuurstaak moet uitoefenen. Belangrijk is dat daarmee het algemeen belang wordt behartigd. Denk aan: dijken aanleggen, studiefinanciering verlenen, belasting heffen, etc. 

Rechtsbronnen zijn: Algemene wet Bestuursrecht en bijzondere wetten.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat in het bestuursrecht centraal?



A
besluiten van burgers
B
besluiten van burgers en overheid
C
besluiten van de overheid

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk zelf eens een voorbeeld waarin de overheid een bestuursrechtelijk besluit neemt dat op jou van toepassing is.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Trias Politica 
Scheiding der machten (van Montesquieu): 
  • wetgevende taak: het maken van nieuwe wetten.
  • uitvoerende taak: besturen, door wetten uit te voeren en te zorgen voor een geordende samenleving.
  • rechtsprekende taak: door onafhankelijke rechters.
Doel: machtsevenwicht. De macht wordt verdeeld. Dit leidt tot meer vrijheid en rechtszekerheid voor burgers. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


De overheid in Nederland bestaat uit verschillende instanties. Om deze instanties te kunnen ordenen, worden deze instanties ingedeeld op basis van de taak die ze vervullen. Welke taak hoort hier niet tussen?
A
wetgevende taak
B
uitvoerende taak,
C
waarnemende taak
D
rechtsprekende macht

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie voeren op provinciaal en gemeentelijk niveau de wetgevende taak uit?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In Nederland is de leer der machtenscheiding niet volledig doorgevoerd. Er is een orgaan dat zowel een rol heeft in de wetgevende macht als in de uitvoerende (besturende macht). Welk orgaan is dit?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Legaliteits- en specialiteitsbeginsel I
Om grenzen te stellen aan de exclusieve bevoegdheden van de overheid kennen we de volgende beginselen: 
  • legaliteitsbeginsel: er moet een wettelijke grondslag zijn voor het handelen van de overheid. Dit is belangrijk omdat: 
              het zorgt voor rechtszekerheid voor burgers.
              er door rechters aan de wet kan worden getoetst.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Legaliteits- en specialiteitsbeginsel II
  • specialiteitsbeginsel: de overheid mag haar bevoegdheid alleen gebruiken voor het specifieke doel waarvoor ze die bevoegdheid heeft gekregen. 
             Bijvoorbeeld: wanneer een vergunning wordt aangevraagd, mag deze alleen geweigerd worden op basis van de in de wet opgesomde weigeringsgronden. De overheid mag dus niet zomaar aanvullende eisen stellen!

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk artikel van de Participatiewet is opgenomen dat het college van B en W het recht op bijstand verleent?
A
art. 25
B
art. 39
C
art. 43
D
art. 52

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sikke de Vries wil een serre aan zijn huis bouwen. Het college van B en W van de gemeente Landgraaf verleent Sikke een omgevingsvergunning om de serre te bouwen. Op grond van welke bepaling in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het college van B en W bevoegd over deze aanvraag te beslissen?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Algemeen bestuursrecht 
In het algemene bestuursrecht zijn de algemene regels te vinden, die gelden voor alle verschillende bestuurstaken van de overheid. 

De belangrijkste bron van het algemene bestuursrecht is de Algemene Wet Bestuursrecht!

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
De Awb is een aanbouwwet. Dat houdt in dat deze in delen, zogeheten 'tranches', is ingevoerd. De eerste twee tranches zijn in 1994 ingevoerd. De vierde tranche in 2009. 

Grofweg bestaat de Awb uit twee delen: 
  • H1 t/m 4 - besluitvormingsrecht 
  • H6 t/m 8 - bestuursprocesrecht/rechtsbescherming 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De algemene Wet Bestuursrecht
Een aantal belangrijke kenmerken van de Awb zijn: 
  • Bestaat uit 11 hoofdstukken, die weer zijn onderverdeeld in afdelingen (zie de inhoudsopgave van de Awb in je wettenbundel!) 

  • Heeft een gelaagde structuur: van algemeen naar  bijzonder. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het algemeen bestuursrecht vind je regels die gelden voor specifieke bestuurstaken. Deze stelling is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijzonder bestuursrecht 
Het bijzonder bestuursrecht richt zich op specifieke onderdelen, waarvoor ook specifieke wet- en regelgeving wordt opgesteld. Denk aan de: 
             Vreemdelingenwet, Drank- en horecawet, Wegenverkeerswet, etc. 

De algemene procedureregels staan in de Awb. In een bijzondere wet kan daarvan worden afgeweken. Denk bijvoorbeeld aan de beslistermijn voor de behandeling van de aanvraag van een verblijfsvergunning (90 dagen t.o.v. normale beslistermijn uit de Awb van 8 weken). 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetgeving in het bestuursrecht
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen: 
  • Wet in formele zin (door wie?): gemaakt door de hoogste wetgever, namelijk de regering én de Staten Generaal (1e en 2e kamer). Er wordt dan ook gesproken van 'wet' in de wettenbundel. 

  • Wet in materiële zin (voor wie?): heeft algemene werking. Geldt in principe voor iedereen. Dit kan een wet in formele zin zijn, maar ook andere wet- en regelgeving (gemaakt door lagere wetgevers). 

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten wetten
                                                                                                wet in formele zin                   

                                                                                A;       Al deze wetten zijn 
                                                                                 n       wetten in materiële 
                                                                                           zin! 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie zijn de makers van een wet in formele zin?
A
Regering en 2e kamer
B
1e en 2e kamer
C
Staten-Generaal
D
Regering en Staten Generaal

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rangorde I
Om te bepalen welke wet voorrang heeft op de ander, zijn er drie voorrangsregels: 
  • Hogere wetgeving gaat voor lagere wetgeving
  • Nieuw gaat voor oud
  • Bijzonder gaat voor algemeen

Om te weten welke wet hoger is, kijk je naar het volgende.... 

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les 
  • Hoofdstuk 2 - de belangrijkste spelers
  • Hoofdstuk 3 - bestuurshandelingen 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies