Lezen H3-H4 (kort)



- Bekijk de twee filmpjes over argumentatie. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



- Bekijk de twee filmpjes over argumentatie. 

Slide 1 - Tekstslide

Filmpje 1:




Argumenteren - feitelijke en waarderende argumenten

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Filmpje 2:




Argumenteren - argumentatiestructuren

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

4 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Nevenschikkende argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie
  4. Nevenschikkende onderschikkende argumentatie

Slide 6 - Tekstslide

Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Het Streek is een goede school. De leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 8 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als operateur, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een Cinema Opera.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 9 - Quizvraag

Het Streek is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudige argumentatie
B
nevenschikkende argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is controleerbaar en hoeft niet onderbouwd te worden.

Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 12 - Tekstslide

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger .

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Slide 13 - Tekstslide

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 14 - Quizvraag

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 15 - Quizvraag


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Aan woorden als ik vind....., ik ben van mening... dus... herken je een standpunt.

Slide 16 - Tekstslide