hst 3 paragraaf 6 "reactiesnelheid"

hst 3.6 "reactiesnelheid"
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zit 22 slide, met interactieve quiz, tekstslide en 2 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

hst 3.6 "reactiesnelheid"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt de factoren benoemen die invloed hebben op de reactiesnelheid.
  • Je kunt de factoren beschrijven die invloed hebben op de reactiesnelheid.

Slide 2 - Tekstslide

vandaag
Herhaling 
filmpje over 3,6
uitleg
lezen en maken hst 3.6

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling voorgaande paragrafen

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik deze tabel bij de volgde vragen

Slide 5 - Tekstslide

De meeste verbindingen in aardolie bestaan uit slechts twee elementen.
Welke twee elementen zijn dat?
A
koolstof en waterstof
B
stikstof en koolstof
C
zuurstof en koolstof
D
zuurstof en waterstof

Slide 6 - Quizvraag

Aardolie bevat ook stoffen die bij verbranding zure regen veroorzaken.
Welk element moet uit aardolie verwijderd worden, om te voorkomen dat de verbranding van aardolie zure regen veroorzaakt?
A
koolstof
B
waterstof
C
zuurstof
D
zwavel

Slide 7 - Quizvraag

Bij de volledige verbranding van een bepaalde hoeveelheid zwavel ontstaat 16 gram zwaveldioxide. De vergelijking van deze verbranding is: S + O2 -> SO2
Hoeveel gram zwavel is verbrand?
A
8 gram
B
16 gram
C
32 gram
D
64 gram

Slide 8 - Quizvraag

In het figuur hiernaast zijn twee branders afgebeeld.
Welke brander zal branden met een gele vlam?
En van welke brander zal de vlam de meeste warmte afgeven?
A
gele vlam meeste warmte brander 1 brander 1
B
gele vlam meeste warmte brander 1 brander 2
C
gele vlam meeste warmte brander 2 brander 1
D
gele vlam meeste warmte brander 2 brander 2

Slide 9 - Quizvraag

Rook is een mengsel.
Waaruit bestaat rook?
A
vaste deeltjes, fijn verdeeld in een gas
B
vaste deeltjes, fijn verdeeld in een vloeistof
C
vloeistofdruppeltjes, fijn verdeeld in een gas
D
vloeistofdruppeltjes, fijn verdeeld in een vloeistof

Slide 10 - Quizvraag

Welke stoffen ontstaan er bij de volledige verbranding van koolstofdisulfide (CS2)?
A
koolstofdioxide en zwaveldioxide
B
waterstof, koolstofdioxide en zwaveldioxide
C
waterstof en zuurstof
D
water en zwaveldioxide

Slide 11 - Quizvraag

Reactiesnelheid

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Botsende deeltjesmodel
Voor een reactie is een effectieve botsing nodig. 
Hoe groter de kans op zo'n botsing, hoe sneller de reactie. 
4 factoren beïnvloeden de kans op botsingen. 

Filmje:
Welke 4 factoren haal jij uit het filmpje?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Welke 4 factoren ben je tegengekomen in het filmpje?

Slide 16 - Woordweb

Effectieve botsing
Voor een reactie is een effectieve botsing nodig.

In het filmpje: twee leerlingen moeten hard genoeg tegen elkaar aan botsen om de boeken uit de handen te laten vallen. 

Slide 17 - Tekstslide

Temperatuur verhogen
Temperatuur verhogen > deeltjes bewegen sneller > deeltjes botsen vaker tegen elkaar aan.

Looptijd om van les te wisselen halveren, zodat iedereen moet rennen

Slide 18 - Tekstslide

Concentratie vergroten
Meer deeltjes in hetzelfde volume > grotere kans dat deeltjes tegen elkaar aan botsen.

Concentratie wordt bepaald door hoeveelheid deeltjes en volume. De concentratie neemt toe door het volume te verkleinen (gangen smaller maken) of meer deeltjes toe te voegen (meer leerlingen in de school). 

Slide 19 - Tekstslide

Verdelingsgraad vergroten
Verdelingsgraad = hoe fijn is een stof verdeeld.
vb: suikerklontje, lage verdelingsgraad & los suiker, hoge verdelingsgraad
Hoe groter de verdelingsgraad, hoe meer deeltjes beschikbaar zijn voor een botsing. 
Als alle leerlingen in groepjes lopen, kunnen de middelste leerlingen nooit botsen, alleen de buitenste. 

Slide 20 - Tekstslide

Katalysator
Katalysator = stof die helpt bij de reactie, maar niet wordt verbruikt. 
Kan niet worden verklaard met het botsende deeltjesmodel, maar door het verlagen van de activeringsenergie

De matchmaker zorgt ervoor dat de juiste personen in de goede richting staan zodat een effectieve botsing plaats kan vinden. 

Slide 21 - Tekstslide

lezen en maken
lezen hst 3 paragraaf 6
maken hst 3 de opdrachten die bij paragraaf 6 horen

Slide 22 - Tekstslide