(5) Luistervaardigheid en el presente

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 3: Mi casa es tu casa 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 3: Mi casa es tu casa 

Slide 1 - Tekstslide

La clase de hoy: De les van vandaag
La meta de la clase: Het doel van de les
Weten hoe het werkwoord “vivir” wordt vervoegd. En je kan de werkwoorden in zinnen toepassen.

- Woordenschat 3.1 , blz.85
- Woordenschat hoofdstuk 3 "familieleden"
- Het werkwoord "vivir"
- Oefenen met regelmatige werkwoorden op ar-er-ir

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Sleep de vormen van vivir naar de juiste plek. 
3.  ¿Tú____________ en la Coruña?
1. Zaida _______________en Madrid.
2. Susana y Álvaro __________ en Barcelona.
5. Yo ________ en una ciudad.
4. Mis padres y yo __________ en España.
6. Vosotros, ¿_________ en el centro?
vives
vive
viven
vivimos
vivo
vivís

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Video

Hoeveel kleinkinderen hebben Juan en Sofía?

Slide 6 - Open vraag

Hoeveel neefjes/nichtjes heeft de koning?

Slide 7 - Open vraag

Hoeveel nichtjes heeft prinses Leonor?

Slide 8 - Open vraag

Mí abuelo ____ una casa grande
A
tienes
B
tenéis
C
tienen
D
tiene

Slide 9 - Quizvraag

Bas……………………….(tener) 14 años.
A
tengo
B
tienes
C
tene
D
tiene

Slide 10 - Quizvraag

Yo _____ doce años
A
tienes
B
tengo
C
tiene
D
tienen

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de woorden naar de juiste vertaling SP-NL Hoofdstuk 3
de woonkamer
kijk
de zolder
bijna
de ingang
saai
altijd
de middag
luisteren
later, daarna
het jaar
mooi
de slaapkamer
siempre
Mira
la tarde
aburrido
escuchar
luego
el dormitorio
el ático
bonito
la entrada
casi
el año
el salón

Slide 12 - Sleepvraag

1. Teun................................(hablar) muy bien inglés.
2. Yo................................(hablar) muy bien español.
3. Thomas y Dominic................................(hablar)
4. Amber y Nina................................(hablar) holandés.
5. Vosotros................................(hablar) holandés.
6. Iris y yo............................(hablar) holandés.
7. Tú............................(hablar) holandés.

Slide 13 - Open vraag

Evaluación
Wat was je leerdoel?
Wat was de opdracht waar jullie het meest van hebben geleerd en waarom?

Slide 14 - Open vraag