irregular verbs 2

onregelmatige werkwoorden 

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2,3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

onregelmatige werkwoorden 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Het werkwoord staat altijd in een rijtje van drie
to do ----------    did       -------   done 
to fly ----------     flew     -------   flown
to go ---------      went    -------   gone
hele werkwoord
1
verleden tijd
2
voltooid deelwoord
3

Slide 3 - Tekstslide

   Het eerste rijtje = het hele werkwoord
                      (tegenwoordige tijd)

                to do
                to  fly
                to  go
1

Slide 4 - Tekstslide

   
       Het tweede rijtje = de verleden tijd
                                             (Past Simple)

                did
                flew
                went
    

2

Slide 5 - Tekstslide


het derde rijtje = de voltooide tijd
                                 (Present Perfect)

             done
             flown
             gone
         
3

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat is past simple vorm van werkwoord kiezen: choose
A
choosed
B
choose
C
chose
D
chosed

Slide 8 - Quizvraag

Wat is present perfect van werkwoord kiezen (choose)
A
they has chosed
B
they has chosen
C
they have chosed
D
they have chosen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is present perfect vorm van werkwoord graven: dig
A
he has dug
B
he have dug
C
he has dig
D
he have dig

Slide 10 - Quizvraag

Wat is present perfect van werkwoord doen (did)
A
she did do
B
she have done
C
she has done
D
she has did

Slide 11 - Quizvraag

Wat is present perfect vorm van werkwoord doen (did)
A
we have did
B
we have done
C
we did have
D
we have do

Slide 12 - Quizvraag

Wat is past simple vorm van werkwoord tekenen (draw)
A
he drew
B
he drews
C
he drawed
D
he drewed

Slide 13 - Quizvraag

Wat is past simple vorm van werkwoord drinken (drink)
A
I dranked
B
I drank
C
I dranks
D
I drinked

Slide 14 - Quizvraag

Wat is present perfect vorm van werkwoord drinken (drink)
A
they have drank
B
they have drunk
C
they has drunk
D
they has drank

Slide 15 - Quizvraag

Wat is past simple vorm van werkwoord rijden (drive)
A
we drove
B
we droved
C
we drived
D
we driven

Slide 16 - Quizvraag

Wat is present perfect vorm van werkwoord rijden (drive)
A
we have drive
B
we have driven
C
we have drove
D
we have droven

Slide 17 - Quizvraag

Wat is past simple vorm van werkwoord eten (eat)
A
you eat
B
you eated
C
you ate
D
you ated

Slide 18 - Quizvraag

Wat is present perfect vorm van werkwoord eten (eat)
A
she has eaten
B
she have eaten
C
she has ate
D
she have ate

Slide 19 - Quizvraag

Wat is past simple van werkwoord vallen (fall)
A
we falled
B
we felt
C
we fell
D
felted

Slide 20 - Quizvraag

Wat is present perfect van werkwoord vallen (fall)
A
we have fallen
B
we have felt
C
we have feeled
D
we have fell

Slide 21 - Quizvraag

Wat is past simple vorm van werkwoord vechten (fight)
A
they foughted
B
they fighted
C
they foughts
D
they fought

Slide 22 - Quizvraag

say - .................. - said
A
Sayed
B
Sad
C
Sayt
D
Said

Slide 23 - Quizvraag

Leave - left - ................
A
Leavt
B
Leaved
C
Left
D
Lefd

Slide 24 - Quizvraag

do - .............. - done
A
Doed
B
Done
C
Did
D
doned

Slide 25 - Quizvraag