2.1: naar een ander soort leven





2.1: naar een ander soort leven
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les





2.1: naar een ander soort leven

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Ik kan uitleggen hoe Nederland vanaf 1815 bestuurd werd. 
  • Ik kan uitleggen wat er door de grondwet van 1848 veranderde in het bestuur van Nederland.

  • Ik kan vertellen hoe de leef-en werkomstandigheden van de arbeiders waren.
  • Ik kan beschrijven hoe de samenleving veranderde door de industrialisatie. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennis activeren:
  • Vraag de leerlingen: wat hebben deze mensen met elkaar gemeen? (Evt even in duo's uitwisselen)
  • Daarna de vraag: wat doet de koning nu nog? --> in de rest van de les kijken we naar hoe de rol van de koning vroeger was
Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Koning Willem I was het staatshoofd:
  • = persoon met het hoogste gezag (macht) in een staat

Nederland werd een constitutionele monarchie:
  • Constitutie = grondwet
  • Monarchie = koninkrijk 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Hoe werd Nederland bestuurd?

  • De koning mocht ministers ontslaan en benoemen
  • Ministers maakten wetten en voerden deze uit
  • Er was een parlement met een Eerste en Tweede Kamer die stemden over wetten maar........
  • De koning koos de Eerste Kamer en de Tweede Kamer werden bij verkiezingen gekozen door de rijkste mannen van het land 

    De koning was de baas!!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steeds meer ontevredenheid
Er ontstonden 2 groepen in de politiek:
  • Liberalen: vrijheid in de politiek            zij waren ontevreden over de politiek en wilden verandering.
  • Conservatieven: de macht moet bij de adel en de koning blijven (alles bij het oude). 

De liberalen en katholieken komen in opstand in Zuid-Nederland          ontstaan van het koninkrijk België.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet van 1848
In 1848 komen overal in Europa mensen in opstand tegen de
koningen (= revoluties)            koning Willem II is bang dat hetzelfde gaat gebeuren in Nederland           hij laat de liberaal Thorbecke de grondwet veranderen.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De grondwet van 1848
Wat staat er in de nieuwe grondwet?
  • De koning is niet meer de leider van de regering          hij heeft minder macht.
  • Het parlement bepaalt wie er in de regering zit.
  • Eerste Kamer wordt niet meer gekozen door de koning
Nog steeds geen democratie          alleen de rijke mannen mogen stemmen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Liberalen
Conservatieven
"Ik wil dat de overheid zich niet bemoeit met mijn bedrijf."
"Het koningshuis moet blijven, omdat dit bij Nederland hoort.
"In het parlement moeten vooral veel mensen van adel zitten, want dit is hoe het altijd is geweest."
"Ik wil dat niet alleen mensen van adel kiesrecht hebben, maar ook anderen."

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij Nederland voor 1848?
A
De koning is de leider van de regering
B
Het parlement bepaalt wie er in de regering zit
C
De koning kiest de leden van de Tweede Kamer
D
Ministers worden gekozen door de koning

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat het begrip 'constitutionele monarchie' betekent.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!

Lees de blauwe stukjes tekst van paragraaf 2.1 op blz. 50-52.

Maak opdracht 1 t/m 7 op blz. 50-53.

Klaar? -> Ga alvast verder met opdracht 8 t/m 11. Dit is huiswerk voor de volgende les.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesafsluiting:

Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd? 

 
Wat veranderde er door de grondwet van 1848 in het bestuur van Nederland?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Tot 2:49. 

Kijkvragen:
  • Welke voorbeelden van slechte werkomstandigheden heb je gehoord?
  • Welke voorbeelden van slechte leefomstandigheden heb je gehoord?
Wonen en werken in de industriële samenleving
Komst van fabrieken  ------>  ontstaan van industriële samenleving:
  • Meeste mensen wonen in steden en werken in fabrieken

Hoe zag het leven van arbeiders er uit in de 19e eeuw?
  • Lange werkdagen
  • Slechte omgeving
  • Weinig loon
  • Kinderarbeid
  • Slechte leefomstandigheden 
  • Veel ziektes
Al deze problemen rondom de leef- en werkomstandigheden heten de sociale kwestie.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderingen in de samenleving
Werknemers zijn hier ontevreden over          oprichting van vakbonden:
  • Onderhandelen met werkgevers
  • Staken voor betere werkomstandigheden 

In de politiek komt er ook meer aandacht voor de sociale kwestie:
  • Onderzoek naar leef- en werkomstandigheden
  • Wetten die het leven van arbeiders verbeteren

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de verenigingen die ontevreden arbeiders oprichtten?
A
Vakbonden
B
Sociale kwestie
C
Kinderwetje
D
Grondwet

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Industriële samenleving

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk!

Lees de blauwe stukjes tekst van paragraaf 2.1 op blz. 50-55.

Maak opdracht 8 t/m 11 op blz. 53-55 + nakijken opdracht 1 t/m 7. Antwoorden staan op Teams.

Klaar? -> No homework!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je doen:

Maken Paragraaf 2.1
Verder met de opdrachten.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies