beoordelingswoorden: spannend, saai, levensecht, grappig, interessant, etc.
Slide 8 - Tekstslide
Welke functie zal de inleiding van een betoog (naast het onderwerp vertellen) nog meer hebben?
A
centrale vraag stellen
B
aanleiding noemen
C
mening schrijver geven
D
samenvatting geven
Slide 9 - Quizvraag
Signaalwoorden - betoog
Standpunt: ik vind / naar mijn idee / volgens mij / etc.
Argumenten redengevend verband: want / omdat / immers / etc.
Argumenten opsommend verband: daarnaast / ook / bovendien / etc.
Slide 10 - Tekstslide
Slot: samenvatting, conclusie: kortom / dus / daarom / etc.
Herhaling standpunt.
Slide 11 - Tekstslide
Oefenen - 3 min
Lees straks de tekst op de volgende dia.
Noteer de eerste en laatste twee woorden van het standpunt.
Noteer de eerste en laatste twee woorden van het eerste argument in je schrift.
Noteer de eerste en laatste twee woorden van het tweede argument in je schrift.
Markeer bij alle drie de signaalwoorden
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Aan het werk
De keuze is reuze ;)
Filmpje volgende dia bekijken --> oortjes in. Dit kun je doen wanneer je nog wat herhaling/aanvulling op de uitleg van zojuist wilt.
Opdrachten uit weektaak maken.
Oefenen met betogen --> zie studiewijzer. Oortjes in.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Les 2 - betoog
Je leert hoe je argumenten kritisch kunt lezen.
Je leert over tegenargumenten en weerleggingen.
Slide 17 - Tekstslide
Kritisch lezen
Niet alles wat je leest is waar. Ook zul je het niet altijd eens zijn met alles wat je leest.
Objectieve argumenten (feiten) lees je kritisch door jezelf af te vragen: is dit waar? Is dit echt zo gebeurd? Is dit onderzocht? Wat was dit voor onderzoek? Is dit hier van toepassing?
Subjectieve argumenten lees je kritisch door jezelf af te vragen: vind ik dit ook? Komt dit overeen met mijn eigen waarneming of ervaring? Is dit waarschijnlijk? Waarop is dit gebaseerd? Is dit hier van toepassing?