Denk daarbij ook aan gebruik van de juiste eenheden.
P=Uβ I
Slide 29 - Tekstslide
Paragraaf 4
Grootheid is 'wat' je meet. Eenheid is 'waarin' je het meet.
Grootheid
symbool
Eenheid
symbool
vermogen
P
watt
W
spanning
U
volt
V
stroomsterkte
I
ampere
A
Slide 30 - Tekstslide
Oefenen
Een oplaadbare batterij levert een spanning van 1.2V. De batterij wordt gebruikt voor een zaklantaarn. De stroomsterkte door de zaklantaarn is 2000 mA.
Bereken het vermogen van de zaklantaarn.
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
De juiste formule om het vermogen te berekenen is:
A
spanning+stroomsterkte
B
spanningβstroomsterkte
C
spanningβ stroomsterkte
D
βstroomsterkteββspanningββ
Slide 33 - Quizvraag
De juiste formule is:
A
P=U+I
B
P=UβI
C
P=Uβ I
D
P=βUββIββ
Slide 34 - Quizvraag
Een snoer van 100 kerstlampjes sluit je aan op een adapter die een spanning levert van 12 V. De stroomsterkte is 2 A.' Bereken het vermogen dat de lampjes gebruiken
A
200W
B
24W
C
1200W
D
6W
Slide 35 - Quizvraag
Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.