Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Voorzetsels
QUIZ
Een voorproefje voor periode 3! Onder andere het maken van een taaltoets.
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
QUIZ
Een voorproefje voor periode 3! Onder andere het maken van een taaltoets.
Slide 1 - Tekstslide
Welke voorzetsels kennen jullie al?
Slide 2 - Open vraag
Wat is hier het juiste kenmerk van een voorzetsel?
A
staat voor een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord
B
Staat achter een werkwoord
C
Verandert mee met de persoonsvorm in de zin
D
Zegt iets over een ding
Slide 3 - Quizvraag
Wat is hier het juiste kenmerk van een voorzetsel?
A
Staat alleen bij een bijvoeglijk naamwoord
B
Staat achter een werkwoord
C
Een voorzetsel geeft altijd de tijd aan in een zin
D
Met een voorzetsel kun je een plaats aangeven (voor het huis)
Slide 4 - Quizvraag
Welke 3 woorden zijn voorzetsels?
A
voor, sinds, sinds
B
lopen, roepen, rennen
C
de, het, een
D
die, dat, deze
Slide 5 - Quizvraag
Welke 3 woorden zijn voorzetsels?
A
voor, sinds, sinds
B
lopen, roepen, rennen
C
de, het, een
D
die, dat, deze
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat zijn bijwoorden?
Bijwoorden ...
A
geven extra informatie bij een werkwoord.
B
geven extra informatie bij een zelfstandig naamwoord.
C
geven extra informatie bij een bijvoeglijk naamwoord.
D
geven extra informatie bij een ander bijwoord.
Slide 8 - Quizvraag
Zoek het bijwoord:
Morgen geef ik een feestje.
A
Morgen
B
geef
C
een
D
feestje
Slide 9 - Quizvraag
Een aanwijzend voornaamwoord...
A
vraagt naar iets of iemand
B
verwijst naar iets of iemand maar je weet niet precies wie
C
wijst iets of iemand aan
D
bestaat helemaal niet
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn aanwijzend voornaamwoorden?
A
ik, jij
B
jouw, mijn
C
degene, zulke
D
daarom, doordat
Slide 11 - Quizvraag
Die en dat zijn aanwijzend voornaamwoorden als...
A
je ze kunt vervangen door dit en deze
B
je ze kunt vervangen door wie en wat
Slide 12 - Quizvraag
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
De leerling stresste tijdens de toetsweek
B
De leerling streste tijdens de toetsweek
C
De leerling stressde tijdens de toetsweek
D
De leerling stresde tijdens de toetsweek
Slide 13 - Quizvraag
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Gisteren racede ik naar huis
B
Gisteren racte ik naar huis
C
Gisteren racete ik naar huis
D
Gisteren racde ik naar huis
Slide 14 - Quizvraag
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.
Slide 15 - Quizvraag
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Bob logt in en downloadt een document.
B
Bob logd in en download een document.
C
Bob logt in en download een document.
D
Bob logt in en downloat een document.
Slide 16 - Quizvraag
Ik heb ze van Madelon geleend.
Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze
Slide 17 - Quizvraag
Weet je nog wat persoonlijke voornaamwoorden zijn? Zoek het persoonlijke voornaamwoord.
A
hem
B
ik
C
haar
D
mijn
Slide 18 - Quizvraag
Vervoeging Engelse werkwoorden
Kies de juiste schrijfwijze:
A
Hij heeft de hele dag gegamed.
B
Hij heeft de hele dag gegamet.
C
Hij heeft de hele dag gegamt.
D
Hij heeft de hele dag gegamd.
Slide 19 - Quizvraag
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 20 - Quizvraag
Naast de kooi van de papegaai staat een grote plantenbak.
A
naast
B
van
C
een
D
grote
Slide 21 - Quizvraag
Op het feest bij Janneke heb ik Marjet voor het eerste ontmoet.
A
op
B
bij
C
voor
D
het
Slide 22 - Quizvraag
We gingen met zijn allen naar de bioscoop in Emen
A
met
B
allen
C
naar
D
in
Slide 23 - Quizvraag
Vanaf de gang loop je via de keuken naar de badkamer toe.
A
via
B
vanaf
C
naar
D
toe
Slide 24 - Quizvraag
Twee hondjes liepen een heel stuk met ons mee langs de rand van het bos.
A
mee
B
van
C
langs
D
met
Slide 25 - Quizvraag
Zonder eten ben ik vanmorgen van huis naar school gegaan.
A
naar
B
vanmorgen
C
van
D
zonder
Slide 26 - Quizvraag
Op het strand van Terschelling hebben sinds gisteren enorme groepen toeristen hun tent opgezet.
A
op
B
sinds
C
hun
D
van
Slide 27 - Quizvraag
De politie was snel ter plaatse, nadat de buren op nummer 10 het alarmnummer hadden gebeld met hun mobiel telefoon.
A
ter
B
op
C
met
D
nadat
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een vragend voornaamwoord?
A
Een vraag
B
Een woord dat een vraag aangeeft
C
Een woord waarmee een vraag vaak begint
D
Een woord waaraan je iets kunt vragen
Slide 29 - Quizvraag
Wat zijn vragende voornaamwoorden?
A
wie, wat, welke, wat voor, wat voor een, wiens
B
Wat, wanneer, waarom
C
Hoezo, hoe, welke, wiens
D
Waar, waarheen, waarvandaan
Slide 30 - Quizvraag
Klinkerbotsing is van toepassing bij:
A
beëindigen
B
beangstigend
C
reclameactie
D
stadion
Slide 31 - Quizvraag
Bij welk woord is er sprake van een klinkerbotsing?
A
realistisch
B
officieele
Slide 32 - Quizvraag
Wanneer is er een klinkerbotsing?
A
reünie
B
politieauto
C
mee-eter
D
bioscoop
Slide 33 - Quizvraag
Je mag zelf je pizza samenstellen. Wat betekent 'samenstellen' in deze zin?
A
Je mag je pizza zelf bestellen
B
Je mag je pizza zelf opeten
C
Je mag zelf kiezen wat je op je pizza doet
D
Je mag je pizza delen met andere mensen
Slide 34 - Quizvraag
Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen ( een relatie hebben )
C
Weet ik niet
D
Een meervoudsvorm
Slide 35 - Quizvraag
Wat is een samenstelling
A
zwaaien
B
wangen
C
springen
D
kaasschaaf
Slide 36 - Quizvraag
Samenstellingen
A
zonnenbril
B
zonnebril
Slide 37 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Les met
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Samenstellingen compleet los&vast
September 2023
- Les met
32 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
De grote kennisquiz
August 2024
- Les met
44 slides
door
Quiz!
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Quiz!
Grammatica en spelling
October 2021
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Samenstellingen compleet los&vast
11 days ago
- Les met
43 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
24 januari - herhalen en opdrachten
March 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
spelling 2
May 2024
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Klas 2VPB samenstellingen, vervoegen Engelse werkwoorden en voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
June 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2