UMCG 28 november

Vandaag 28-11-2022
Dictee met werkwoordspelling VT + controle
Uitleg werkwoordspelling VT + de truc
Dictee controleren op werkwoordspelling
Evaluatie opdracht 4 en 5 LLL
Tekststructuren (kort en indien nodig)
Standpunt, mening, argument
Opdracht DOOR Nederlands + evaluatie + Huiswerk
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Vandaag 28-11-2022
Dictee met werkwoordspelling VT + controle
Uitleg werkwoordspelling VT + de truc
Dictee controleren op werkwoordspelling
Evaluatie opdracht 4 en 5 LLL
Tekststructuren (kort en indien nodig)
Standpunt, mening, argument
Opdracht DOOR Nederlands + evaluatie + Huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Vrij lang dictee met allemaal spellingstips.
Na de les kun je werkwoorden spellen in de verleden tijd.
Korte opfrisser vorige week.
Na de les kun je het standpunt en argumenten in een tekst herkennen.


Slide 2 - Tekstslide

Dictee
De rouwperiode duur lang.
Hij bereid de stamppot rauwe andijvie.
Groningen werd getroffen door een nieuwe aardbeving.
Ik veronderstel dat het interview lang duurde.
Wij beheers de lesstof voor tachtig procent.
De kwaliteiten van de sollicitant waren overzichtelijk gerangschikt.


Slide 3 - Tekstslide

Zij werk de enquête uit.
Jullie vermeld de risico's.
Zij groei uit tot een prachtige, sociale adolescent.
Zij boo haar hulp aan op uw verjaardag.
Hij ston te wachten voor jouw huis.
Zij bie jou haar hulp aan.
U onderzoe de symptomen van de chronische ziekte.



Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling VT
a. de(n) of te(n) achter de ik-vorm: bij zwakke of klankvaste ww.
b. door klankverandering bij sterke werkwoorden.
bieden - ik bood - hij bood - wij boden
lopen - ik liep - hij liep - wij liepen
smijten - ik smeet - hij smeet - wij smeten
denken - ik dacht - hij dacht - wij dachten
MV: eindigt altijd op en. EV: nooit een t toevoegen.


Slide 5 - Tekstslide

a. zwakke werkwoorden
Klankvast. Ga uit van de ik-vorm (tt).
werken - ik werk - ik werkte - hij werkte - wij werkten
lusten - ik lust - ik lustte - hij lustte - wij lustten
bellen - ik bel - ik belde - hij belde - wij belden
verbranden - ik verbrand - ik verbrandde - hij verbrandde - wij verbrandden
smeden - ik smeed - ik smeedde - hij smeedde - wij smeedden

Slide 6 - Tekstslide

't exkofschip
Gebruik je alleen bij twijfel; gebruik zoveel mogelijk je gehoor.
Eindigt de stam op een medeklinker uit het 't exkofschip of Engelse sisklank, dan schrijf je een te(n) achter de ik-vorm.
ik/jij/hij/u werkte - startte - finishte - vertelde - meldde - 
wij/jullie/zij werkten - startten - finishten - vertelden - meldden
proeven - proev (stam) - proef (ik-vorm) - proefde
reizen - reiz (stam) - reis (ik-vorm) - reisde

Slide 7 - Tekstslide

Dictee
Controleer nu je dictee op de werkwoordspelling.
Daarna krijg je de uitslag.

Slide 8 - Tekstslide

Dictee
De rouwperiode duurde lang.
Hij bereidde de stamppot rauwe andijvie.
Groningen werd getroffen door een nieuwe aardbeving.
Ik veronderstelde dat het interview lang duurde.
Wij beheersten de lesstof voor tachtig procent.
De kwaliteiten van de sollicitant waren overzichtelijk gerangschikt.


Slide 9 - Tekstslide

Zij werkten de enquête uit.
Jullie vermeldden de risico's.
Zij groeide uit tot een prachtige, sociale adolescent.
Zij bood haar hulp aan op uw verjaardag.
Hij stond te wachten voor jouw huis.
Zij biedt jou haar hulp aan.
U onderzoekt de symptomen van de chronische ziekte.



Slide 10 - Tekstslide

Evaluatie opdrachten
Vorige les:
Werkwoordspelling tt
Betrouwbaarheid van teksten
Opdracht 4 en 5
Tekststructuren

Slide 11 - Tekstslide

werkwoordspeling tt
Ik-vorm en meervoud = makkelijk. 
Jij/hij/zij/u/het/iedereen/men zijn lastig.
Wanneer je niet kunt horen of er een t achter moet, bijvoorbeeld bij: vinden, worden, branden.
Zet er dan een ander werkwoord voor in de plaats: lopen, koken, maken, doen.
Dan hoor je of er een t achter komt.

Slide 12 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van teksten
Wat weten we nog?
De theorie stond bij [7].
wat heb je met de theorie gedaan?
Heb je een tip voor je klasgenoten?

Slide 13 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van teksten
Is de informatie actueel?
Wat is het doel van de schrijver? Informeren of activeren?
Heeft de bron belang bij een bepaalde voorstelling van zaken?
Komt de informatie van een deskundige?
Is de informatiebron terug te vinden?
Zijn taalgebruik en spelling correct?

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 4 en 5
Onderwerp tekst 2: baankansen voor mbo'ers
Hoofdgedachte: Met een specialistische studie meer kans op een baan.
vraag 4: welke opleidingen tegenover elkaar? Lees de hele alinea voor je antwoord geeft.
Vraag 19: is jouw studie breed of specialistisch?
Opdracht 5: 

Slide 15 - Tekstslide

Heeft iedereen eerst de theorie over tekststructuren gelezen?
Opdracht 3: er waren 4 tussenkopjes
Tekststructuur: verschijnsel-en-besprekingstructuur.
Waarom?
Vraag 15 was een samenvatting. Is dat aardig gelukt?
In examen wordt ook naar samenvatting gevraagd (multiple choice).

Slide 16 - Tekstslide

Standpunt, mening, argument
Theorie [43, 44, 45]
Standpunt: bewering of uitspraak over een onderwerp. Mening of opvatting over het onderwerp.
De schrijver geeft argumenten om jou te overtuigen.
Ik vind ... , want/omdat/namelijk/immers ... : voorbeelden, feiten, voor- en nadelen, vergelijkingen, gezaghebbende bronnen, gevolgen noemen.

Slide 17 - Tekstslide

Soorten argumenten
Objectief: feitelijke uitspraken die het standpunt bewijzen
Subjectief: waarderende uitspraken, geven een mening of opvatting weer.


Slide 18 - Tekstslide

Tegenargument + weerlegging
Iemand anders kan een andere mening hebben: hij geeft dan een tegenargument. Deze kun je dan weerleggen.

Dat was geen leuk festival, want de hoofdact kwam niet opdagen.
Ja, maar die andere band was ook leuk.
Dat zal best, maar ik kwam voornamelijk voor de Snollebollekes.

Slide 19 - Tekstslide

Drogredenen
Valse argumenten: er worden argumenten gebruikt die eigenlijk niet kloppen, puur om het gelijk te willen halen.

Zelf lezen/bestuderen [45].

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht DOOR Nederlands
Opdracht 8 van Omgaan met de doelgroep (p. 261) => zakelijke teksten => Opdrachten => dagelijks leven => 8.1-8.8. Standpunt en argumenten in een tekst herkennen.
Werk in stilte. Kijk zelf na.
Huiswerk: Examentraining opdracht 1.1-1.8, Leven Lang Leren.
Huiswerk: Zelftoets. Leven Lang Leren.
Kijk zelf na.

Slide 21 - Tekstslide

Volgende les
Dictee
Voltooid deelwoord
Luisteren en kijken

Slide 22 - Tekstslide