Ik-vorm en meervoud = makkelijk.
Jij/hij/zij/u/het/iedereen/men zijn lastig.
Wanneer je niet kunt horen of er een t achter moet, bijvoorbeeld bij: vinden, worden, branden.
Zet er dan een ander werkwoord voor in de plaats: lopen, koken, maken, doen.
Dan hoor je of er een t achter komt.