Taal week 24 les 1A (uitdrukkingen)

• Taal
• Basisschool
• Groep 7

Op zijn dooie gemak.

1. heel rustig, zonder te haasten
2. heel snel
3. hij is bijna dood
4. heel gemakkelijk

Zich koest houden

1. in paniek raken
2. rustig blijven
3. in een koets rijden
4. van iemand houden

Van kleur verschieten

1. schieten met een kleur
2. ineens paars haar krijgen
3. je schamen en een andere kleur in je gezicht krijgen
4. heel ver schieten

Zich gewonnen geven

1. de winst aan iemand anders geven
2. zich neerleggen bij verlies
3. een cadeautje geven
4. blij zijn

Zich niet uit het veld laten slaan.

1. met de vlag zwaaien
2. iemand slaat je uit het voetbalveld
3. een doelpunt scoren
4. je door niets laten tegenhouden

Uit je dak gaan.

1. heel blij of enthousiast zijn
2. op het dak zitten
3. heel verdrietig zijn
4. misselijk zijn

In alle staten zijn

1. door straten lopen
2. In alle staten van Amerika tegelijk lopen.
3. heel veel praten
4. erg emotioneel zijn

Op de kleintjes letten

1. oppassen op kinderen
2. zuinig zijn
3. heel veel geld uitgeven
4. kaas kopen op de markt

Het niet breed hebben

1. niet veel geld hebben
2. niet zo breed/dik zijn
3. heel veel geld hebben
4. de breedte berekenen van iets

Half werk leveren

1. je werk super goed doen
2. de halve werkdag werken
3. blij zijn
4. iets niet goed doen

Geen vin verroeren

1. roeren in een pan met vissenvinnen
2. de vin van een vis tekenen
3. geen beweging maken
4. heel erg veel bewegen

Ergens werk van maken

1. ergens moeite in steken
2. niks doen
3. niet je best doen
4. spelen