Examentraining BK deel 1

Henkjanpiet is het vaak oneens met zijn ou-ders, hij moet volgend jaar VMBO examen doen. Dit hoort bij levensfase';
A
Kleuter
B
Puber
C
Schoolkind
D
Adolescent
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Henkjanpiet is het vaak oneens met zijn ou-ders, hij moet volgend jaar VMBO examen doen. Dit hoort bij levensfase';
A
Kleuter
B
Puber
C
Schoolkind
D
Adolescent

Slide 1 - Quizvraag

Oefenvraag examen 2016 tijdvak 2 - vraag 11

Gal helpt bij de afbraak van voedingsstoffen. Welke voedingsstoffen zijn dit?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten

Slide 2 - Quizvraag

Examen 2017, eerste tijdvak:
Urine wordt tijdelijk opgeslagen in de urineblaas. De urineblaas kan
ontstoken raken door bacteriën die van buitenaf in de blaas terechtkomen.
Als deze bacteriën in een nierbekken terechtkomen, kan dat een
nierbekkenontsteking veroorzaken.
Via welke delen van het uitscheidingsstelsel zijn deze bacteriën
achtereenvolgens van buitenaf in een nierbekken terechtgekomen?
A
urineblaas → urinebuis → urineleider → nierbekken
B
urineleider → urinebuis → urineblaas → nierbekken
C
urineleider → urineblaas → urinebuis → nierbekken
D
urinebuis → urineblaas → urineleider → nierbekken

Slide 3 - Quizvraag

Je moet leren voor je examen, maar je hebt meer zin om te netflixen. Met welk deel van de hersenen besluit je wat je gaat doen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 4 - Quizvraag

longblaasjes
long
luchtpijptak
(bronchie)
luchtpijptakje
luchtpijp

Slide 5 - Sleepvraag

1
Rechterboezem
2
3
4
5
6
7
8
Aorta
Longen
Linkerboezem
Longader
Rechterkamer
Linkerkamer
Longslagader

Slide 6 - Sleepvraag

Maak de volgende zinnen compleet. 
1. Zuurstof____ bloed stroomt via de holle aders naar het de rechterboezem en rechter kamer.
2. Via de long_________ Stroom zuurstof_____ bloed naar de longen. Daar vindt gaswisseling plaats. 
3. Via de long________ stroomt zuurstof______ bloed terug naar het hart.
4. Via het de linker boezem, linker kamer en de aorta stroomt zuurstof_________ naar de rest van het lichaam.


Rijk
Arm
ader
Rijk
slagader
Arm

Slide 7 - Sleepvraag

Longen
Tracheeën
Kieuwen
Longen en huid

Slide 8 - Sleepvraag

Longader
Aorta
Holle ader
Long slagader

Slide 9 - Sleepvraag

Neusholte
Mondholte
Luchtpijp
Keelholte
Luchtpijptakje
Luchtpijptak
Longblaasje
Middenrif

Slide 10 - Sleepvraag

Oefenvraag examen 2017 tijdvak 1 - vraag 3

Als een bloedvat beschadigd is laten bloeddeeltjes het bloed stollen om bloedverlies tegen te gaan.
Welke bloeddeeltjes zijn dit?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 11 - Quizvraag

Oefenvraag examen 2018 tijdvak 2 - vraag 30

Gal wordt gemaakt in:
Gal wordt opgeslagen in:
A
Galblaas - Lever
B
Galblaas - Galblaas
C
Lever - Lever
D
Lever - Galblaas

Slide 12 - Quizvraag

examen biologie 2017-2 vraag 7:
lees de tekst.

welke bloedbestanddelen ontbreken in de zoutoplossing waardoor het verlies van bewustzijn kan optreden?
A
bloedplaatjes
B
bloedplasma
C
rode bloedcellen
D
witte bloedcellen

Slide 13 - Quizvraag

Oefenvraag examen 2013 tijdvak 1 - vraag 14

IJzer is een bouwstof voor hemoglobine. Hemoglobine bevindt zich in de bloeddeeltjes die zuurstof vervoeren. Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 14 - Quizvraag

In zeer ernstige gevallen van blijvende hik kan een zenuw vlak bij het middenrif doorgesneden worden. De middenrifspieren kunnen dan niet meer gebruikt worden voor de ademhaling.
Met welke spieren kan deze patiënt dan nog wel ademhalen?

Slide 15 - Open vraag

Noem twee belangrijke verschillen tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel.

Slide 16 - Open vraag

Tijdens de menstruatiecyclus verandert de slijmlaag aan de binnenkant van de baarmoeder.
Hier zie je drie keer de doorsnede van een baarmoeder afgebeeld.

Bij welk moment van de menstruatiecyclus hoort de doorsnede?
Tijdens de menstruatie
Kort na de menstruatie
Tijdens de ovulatie

Slide 17 - Sleepvraag

Feit
Fictie
Meisjes worden geboren met al hun eicellen
Alle gezonde vrouwen hebben een menstruatiecyclus
Menstruatiebloed bevat een eicel 
Duur van menstruatiecyclus wisselt per persoon
Gemiddelde leeftijd voor 1e menstruatie is 11 jaar.

Slide 18 - Sleepvraag

Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:




a. Terwijl een eicel rijpt, wordt het _____________ steeds dikker.

b. Dan vindt de  _____________ plaats.

c. De  _____________ sterft als hij niet bevrucht wordt.

d. Dan breekt het  _____________ af.

e. Dat heet  _____________ of  _____________

De hele periode van de ene menstruatie tot de volgende menstruatie heet:  ________
baarmoederslijmvlies
eisprong
eicel
baarmoederslijmvlies
menstruatie
ongesteld
menstruatiecyclus


Slide 19 - Sleepvraag

Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn , noem je:
A
voedselweb
B
schakels
C
piramide van aantallen

Slide 20 - Quizvraag

Gaswisseling is
A
het opnemen van koolstofdioxide en afgeven van zuurstof
B
het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide

Slide 21 - Quizvraag

Een populatie is
A
Een groep organismen die tot dezelfde soort behoren
B
Een rij organismen die van elkaar leven
C
Gebied waar de leefomstandigheden het beste zijn
D
Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn

Slide 22 - Quizvraag

Waarom zijn de reducenten zo belangrijk in de voedselketens.
A
zij ruimen alles op
B
Zij zetten de anorganische stoffen om in organische stoffen
C
Zij zetten de organische stoffen om in anorganische stoffen
D
Zij ruimen de dode resten van dieren op

Slide 23 - Quizvraag

Zie je hier 1
of meer voedselketens?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens

Slide 24 - Quizvraag

Nodig voor fotosynthese
Ontstaat bij fotosynthese
Fotosynthese

Zuurstof

Koolstofdioxide

Water

Licht

Glucose

Slide 25 - Sleepvraag

Hoeveel voedselketens zie je?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 26 - Quizvraag

Nierschors
Nierbekken
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 27 - Sleepvraag

Dunne Darm
Lever
Leverslagader
Leverader
Dikke Darm
Poortader

Slide 28 - Sleepvraag

Welke bewering over voedselketens is juist?
A
Een voedselketen bevat wel consumenten, maar geen producenten
B
Een voedselketen eindigt altijd met een reducent
C
Ieder organisme in een voedselketen heet een schakel
D
De pijlen in een voedselketen wijzen van het organisme dat iets eet, in de richting van zijn eten

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Link