Thema 4: Het vervoer

Thema 4: Het vervoer
1. uu of oe
2. omdat (bijzin) herhaling
3. spreken en schrijven vervoer
4. perfectum - ik ben naar amsterdam geweest
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 4: Het vervoer
1. uu of oe
2. omdat (bijzin) herhaling
3. spreken en schrijven vervoer
4. perfectum - ik ben naar amsterdam geweest

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

evaluatie
2 x per week 1 uur
Uitleg in Engels
2x korte pauze 5 minuten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik eet 5 boterhammen omdat
A
ik heb honger
B
ik honger heb

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga naar het strand omdat
A
de zon schijnt
B
schijnt de zon

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik heb maandag vrij omdat........

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VERVOER
Waar denk je aan bij deze foto?

Slide 7 - Woordweb

Introductie A: We gaan nadenken over vervoer. Kijk naar de foto, waar denk je aan? ( Denk  bv aan hoe je vandaag naar school bent gegaan.) 
Schrijf minstens 3 woorden op in het Nederlands, mag ook in het Engels. 
Peter
1. vervoermiddelen
2. Reistijd per vervoermiddel

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Olga
1. vervoermiddelen
2. Reistijd per vervoermiddel

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

participium van:
ruilen - sporten - studeren - wandelen fietsen

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is goed?
A
Ik heb de hele dag gewerkt
B
Ik heb de hele dag gewerkd

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Jij heeft de kopjes op tafel gezett
B
Jij hebt de kopjes op tafel gezett
C
Jij heeft de kopjes op tafel gezet
D
Jij hebt de kopjes op tafel gezet.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Hij is vorige week verhuisd.
B
Hij is vorige week verhuist.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Hij heeft de buurman de waarheid gezeggd
B
Hij heeft de buurman de waarheid gezeggt
C
Hij heeft de buurman de waarheid gezegd
D
Hij heeft de buurman de waarheid gezegt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ……….. de hele dag ……. (werken)

Wij ………. gisteren de kinderen….(halen)

Mijn man …… met mijn zus ….. (bellen)

oef 16. vraag 1 en 14


Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies