herhaling 2F/ extra 2f

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

getallen
Rekenen met decimalen

Slide 2 - Tekstslide

Theorie

Slide 3 - Tekstslide

drie tiende
drie honderdste
drie duizendste
0,03
12,34
1,973
4,300
2,430
2,320
4,354
4,903
0,003
5,036

Slide 4 - Sleepvraag

Theorie

Slide 5 - Tekstslide

7
70
700
7.000
70.000
700.000
7.000.000
11.897
106.765
9.175.000
8.760
11.789
7.900.000
1.278
17
790.000
179.156
7.001

Slide 6 - Sleepvraag

reken uit zonder rekenmachine
24,2 - 21,7 =

Slide 7 - Open vraag

reken uit zonder rekenmachine
32,8 - 11,9 =

Slide 8 - Open vraag

reken uit zonder rekenmachine
52,65 - 48,96 =

Slide 9 - Open vraag

0,003 x 10.000 =

Slide 10 - Open vraag

verhoudingen
breuken en procenten

Slide 11 - Tekstslide

De oranje tegels zijn samen ..../100 deel van alle tegels
A
10
B
21
C
15
D
20

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel procent van de tegels is oranje?
A
21%
B
20%
C
15%
D
10%

Slide 13 - Quizvraag

De witte tegels zijn samen ..../100 deel van alle tegels
A
40
B
50
C
45
D
55

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel procent van de tegels is wit?
A
55
B
45%
C
50%
D
40%

Slide 15 - Quizvraag

Zet de breuken om naar procenten.
Hoeveel procent wol zit er in het product met dit label?

Slide 16 - Open vraag

Zet de breuken om naar procenten.
Hoeveel procent polyester zit er in het product met dit label?

Slide 17 - Open vraag

verhoudingen
Gebruik bij de volgende 4 vragen telkens de verhouding van het recept. 

Slide 18 - Tekstslide

Je gebruikt 2 kg champignons; voor hoeveel mensen maak je soep?

Slide 19 - Open vraag

Je gebruikt 500 g ham; hoeveel liter water heb je nodig?

Slide 20 - Open vraag

Je gebruikt 3 bosjes basilicum; hoeveel gram champignons heb je nodig?

Slide 21 - Open vraag

Je gebruikt 3,5 potje 'basis voor soep', voor hoeveel personen maak je soep?

Slide 22 - Open vraag

meten & meetkunde
kies bij de volgende opdrachten de lengte die het meest waarschijnlijk is.

Slide 23 - Tekstslide

hoe lang is het potlood?
A
13 mm
B
13 cm
C
13 dm
D
13 m

Slide 24 - Quizvraag

hoe lang is de paperclip?
A
21 mm
B
21 cm
C
21 dm
D
21 m

Slide 25 - Quizvraag

hoe dik is het tekenbord?
A
20 mm
B
2 cm
C
2 dm
D
2 m

Slide 26 - Quizvraag

meten & meetkunde
Omrekenen van lengtematen.
Denk goed aan het hulpzinnetje dat je op school hebt geleerd.

Slide 27 - Tekstslide

Reken om en vul het juiste antwoord in.

4 cm + 2 mm = ..... mm

Slide 28 - Open vraag

Reken om en vul het juiste antwoord in.

40 km + 100 cm = .....m

Slide 29 - Open vraag

Reken om en vul het juiste antwoord in.

25 km + 60 cm = .....km

Slide 30 - Open vraag

verbanden
Bart is begonnen met joggen. Vijf maanden lang houdt hij bij wat zijn hartslag is in relatie tot zijn loopsnelheid. Voor die snelheid gaat hij uit van het aantal minuten dat hij nodig heeft om 1 kilometer af te leggen. 

Slide 31 - Tekstslide

Bekijk de tabel goed en geef antwoord op de vraag van de volgende pagina.

Slide 32 - Tekstslide

9 minuten per kilometer is;
sneller óf langzamer
dan 7 minuten per kilometer

Slide 33 - Open vraag

Bekijk de tabel goed en geef antwoord op de vraag van de volgende pagina.

Slide 34 - Tekstslide

In de eerste maand is de hartslag van Bart; stijgend, dalend of gelijk
als hij sneller loopt

Slide 35 - Open vraag

Bekijk de tabel goed en geef antwoord op de vraag van de volgende pagina.

Slide 36 - Tekstslide

In welke maand is zijn hartslag opeens een stuk lager?

Slide 37 - Open vraag

Bekijk de tabel goed en geef antwoord op de vraag van de volgende pagina.

Slide 38 - Tekstslide

Hoeveel slagen per minuut is de laagst gemeten hartslag in de maand mei?

Slide 39 - Open vraag

Bekijk de tabel goed en geef antwoord op de vraag van de volgende pagina.

Slide 40 - Tekstslide

Als Bart in mei een hartslag heeft van 170, dan loopt hij 1 kilometer gemiddeld in ......... minuten

Slide 41 - Open vraag

Einde
Je hebt de toets afgerond wanneer je alle vragen hebt beantwoordt. 
Heb je nog vragen over sommen die je niet begrijpt of waar je het antwoord fout hebt? Stel deze gerust aan de docent!

Slide 42 - Tekstslide