Hoofdstuk 6 Vraag en aanbod

Programma
Vragen hoofdstuk 1 t/m 5
Theorie hoofdstuk 6
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
Vragen hoofdstuk 1 t/m 5
Theorie hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstukdoelen
• verband tussen loon en gevraagde hoeveelheid arbeid verklaren.
• verband tussen loon en aangeboden hoeveelheid arbeid verklaren.
• andere factoren dan het loon die invloed hebben op de gevraagde hoeveelheid arbeid benoemen en verklaren.
• andere factoren dan het loon die invloed hebben op de aangeboden hoeveelheid arbeid benoemen en verklaren.
• het verschil in loonelasticiteit tussen beroepen verklaren.
• berekeningen maken met de loonelasticiteit.
• uitleggen dat bij een onevenwichtige situatie (vraag naar arbeid wijkt af van het aanbod van arbeid), het evenwicht hersteld kan worden door de werking van het marktmechanisme en dit grafisch onderbouwen.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstukdoelen
• eindwaarde en contante waarde berekenen.
• verklaren hoe veranderingen in vraag en aanbod op de vermogensmarkt de rente beïnvloeden.
• de geldmarkt en de kapitaalmarkt onderscheiden.
• uitleggen dat bij een onevenwichtige situatie (vraag naar geld wijkt af van het aanbod van geld), het evenwicht hersteld kan worden door de werking van het marktmechanisme en dit grafisch onder¬bouwen.
• uitleggen door welke factoren de vraaglijn van geld en de aanbodlijn van geld kunnen verschuiven en in welke richting.
• de factoren noemen waardoor vraag en aanbod op de valutamarkt worden bepaald.

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstukdoelen
• uitleggen dat veranderingen in aanbod van en vraag naar een valuta een verandering van de wissel¬koers tot gevolg heeft.
• aan de hand van de aanbodfunctie en de vraagfunctie van een valuta de wisselkoers berekenen.
• het verband tussen inflatie en wisselkoers uitleggen.
• het verband tussen wisselkoers en inflatie uitleggen.
• uitleggen wat de gevolgen zijn van een wisselkoersverandering voor import, export en werk-gelegenheid.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vraag en aanbood arbeidsmarkt

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Loonelasticiteit van het arbeidsaanbod

Slide 8 - Tekstslide

Verschuiving vraaglijn 
  • Net als bij producten 
  • Kan door alles worden veroorzaakt, BEHALVE EEN VERANDERING VAN HET LOON!!
  • Bijvoorbeeld: De horeca moet dicht door corona, dus minder vraag naar arbeid. Dus de vraaglijn verschuift naar links.
  • En na corona gebeurt het omgekeerde.  

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Vermogensmarkt
Aanbieders vermogen                           Vragers vermogen
- Gezinnen                                                   - Gezinnen
- Bedrijven                                                   - Bedrijven
- Overheid                                                    - Overheid

Slide 12 - Tekstslide

Vermogensmarkt
De prijs die op deze vermogensmarkt tot stand komt noemen we de ‘rente‘. 

Ook deze prijs komt tot stand door marktwerking; vraag naar- en aanbod van geld bepalen de hoogte van de rente.

Slide 13 - Tekstslide

contante en eindwaarde?

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Inflatie en wisselkoers
Inflatie in eurozone stijgt --> internationale concurrentiepositie neemt af --> minder vraag naar export uit EU --> vraag naar euro neemt af --> wisselkoers euro daalt. 

Inflatie in eurozone is laag --> internationale concurrentiepositie stijgt--> meer vraag naar export uit EU --> vraag naar euro neemt toe --> wisselkoers euro stijgt. 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 6.37

Slide 22 - Tekstslide

Maken
6.1, 6.6, 6.8, 6.16, 6.18, 6.22, 6.37

Na de herfstvakantie
2 lessen om voor te bereiden op de SE toets
Neem een laptop/tablet mee

Slide 23 - Tekstslide

Als de wisselkoers van de € stijgt,
dan ...
A
neemt de Nederlandse export toe
B
neemt de Nederlandse export af

Slide 24 - Quizvraag

Wie is de aanbieder op de arbeidsmarkt?
A
De werknemer
B
De werkgever

Slide 25 - Quizvraag

Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar arbeid:
A
is er werkloosheid.
B
heeft iedereen die wil een baan.
C
zijn er te weinig mensen voor al het werk.

Slide 26 - Quizvraag

Een stijging van de wisselkoers houdt de inflatie laag omdat
A
Exportproducten goedkoper worden
B
De centrale bank de rente verhoogt
C
De rente daalt
D
Importproducten goedkoper worden

Slide 27 - Quizvraag

I: rente op kapitaalmarkt is hoger dan op de geldmarkt
II: Inflatierisico op de geldmarkt is hoger dan op de kapitaalmarkt
A
beiden juist
B
I: juist, II: onjuist
C
I: onjuist, II: juist
D
beiden onjuist

Slide 28 - Quizvraag

bij krappe arbeidsmarkt:
A
zijn er veel werklozen
B
zijn er weinig werklozen
C
zijn er veel en weinig werklozen
D
alleen bij corona crisis

Slide 29 - Quizvraag

In de formule
''Eindwaarde = Beginwaarde * (1+ p:100)^n''
staat de ''n'' voor ...
A
aantal maanden
B
aantal jaren
C
aantal dagen
D
aantal perioden

Slide 30 - Quizvraag

Na de herfst
2 lessen om voor te bereiden op de SE toets

Slide 31 - Tekstslide