Snelcursus haben, sein, werden

Lesdoelen
  •  Ik kan haben, sein, werden vervoegen

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
  •  Ik kan haben, sein, werden vervoegen

Slide 1 - Tekstslide

DE -> NL
Wir haben Hunger.

A
Wij hebben honger.
B
Wij hadden honger.
C
Wij worden hongerig.
D
Wij waren hongerig.

Slide 2 - Quizvraag

DE -> NL
haben

Slide 3 - Open vraag

DE -> NL
Ich werde dich abends abholen.
A
Ik zal je 's avonds afhalen.
B
Ik zal de avond niet halen.
C
Ik zal je de avond laten zien.
D
Ik zal je vanavond afhaal brengen.

Slide 4 - Quizvraag

DE -> NL
werden

Slide 5 - Open vraag

DE -> NL
Ich bin schon dreizehn Jahre alt.
A
Ik ben al dertien jaar oud.
B
Ik was al dertien geweest.
C
Ik ben al dertien geweest.
D
Ik ben dertien en een zanger.

Slide 6 - Quizvraag

DE -> NL
sein

Slide 7 - Open vraag

Onregelmatige 
werkwoorden
ich
du
er / sie / es
wir
ihr
sie / Sie


  • haben
  • hebben

    • gehabt
    • habe
    • hast
    • hat
    • haben
    • habt
    • haben

    • sein
    • zijn

      • gewesen
      • bin
      • bist
      • ist
      • sind
      • seid
      • sind

      • werden
      • worden/zullen

      • geworden
      • werde
      • wirst
      • wird
      • werden
      • werdet
      • werden

      voltooid deelwoord

      Slide 8 - Tekstslide

      Welk hele werkwoord gebruik je niet?

      Slide 9 - Open vraag

       Das Verb sein.  
      ich
      du
      er/sie/es
      wir
      ihr
      sie/Sie
      bin
      bist
      ist
      sind
      seid
      sind (U)
      sein

      Slide 10 - Sleepvraag

      het werkwoord 'werden'
      ich
      du
      er/sie/es
      wir
      ihr
      sie/Sie
      werde
      wirst
      wird
      werden
      werdet
      werden (U)

      Slide 11 - Sleepvraag

      het werkwoord 'haben'
      ich
      du
      er/sie/es
      wir
      ihr
      sie/Sie
      hast
      haben (U)
      habt
      hat
      habe
      haben

      Slide 12 - Sleepvraag

      timer
      4:00
      Wat moet ik doen?
      Methode:
      Kapitel 1
      Aufgabe 18

      Klaar? Druk op nakijken. 

      Slide 13 - Tekstslide

      Hoe goed ken je de werkwoorden?
      haben sein werden
      15

      Slide 14 - Poll