11.2 Je lijkt op

11.2 Je lijkt op. 
Intro
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

11.2 Je lijkt op. 
Intro

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kernvragen
  1. Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen?
  2.  Hoe kom je aan een eigenschap die je ouders niet hebben?
  3. Hoe noteer je genotypen?
  4. Wat is de kans op een jongen of een meisje?
  5. Hoe voorspel je het uiterlijk van nakomelingen?
  6. Hoe ontstaan erfelijke aandoeningen?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen?
Chromosoom= Lange dunne draad van DNA in de celkern. 
Op het chromosoom zitten korte stukjes met informatie over 1 erfelijke eigenschap. Dit noem je een gen.
Genotype is de informatie die op de chromosomen staat.  

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen? 

Een chromosoom is een lange dunne draad van DNA in de celkern. Op dit chromosoom zitten korte stukjes informatie over 1 erfelijke eigenschap dit is een gen.  Dit kun je zien op het plaatje. 
Genotype is de informatie die op de chromosomen staat.  

Slide 4 - Tekstslide

Hier zie je een jongen met rood haar.  Daarnaast zie je twee chromosomen. Op beide zitten genen, sommige genen hebben dezelfde kleur anderen verschillen. Het gen voor het rode haar is op beide chromosomen hetzelfde. 
Waar in je lichaam kun je chromosomen vinden?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je een stukje van een chromosoom met informatie over 1 erfelijke eigenschap?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak nu in je werkboek tot en met opdracht 4.  (blz. 66)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kom je aan een eigenschap die je ouders niet hebben?
Erfelijke informatie ligt op genen. Je hebt altijd 1 genen 1 van je vader en 1 van je moeder. 
Bij de jongen op het plaatje zie je dat hij 2 dezelfde genen heeft. Zijn genotype voor dit gen is dus rood/rood

Slide 8 - Tekstslide

De erfelijke informatie ligt op je genen. Je krijgt er 1 van je vader en 1 van je moeder. 
We gaan kijken hoe de jongen op het plaatje aan zijn rode haar kleur komt. Als je kijkt naar zijn genen zie je dat hij twee keer het gen voor rode haar kleur heeft gehad van zijn ouders. 

Zijn ouders hebben geen rood jaar. Als je kijkt naar hun genen is hun genotype zwart/rood. 

Door de meisose (het maken van geslachtscellen) hebben de ouders een chromosoom doorgegeven aan de jongen die een gen bevatte voor rood haar. Zo heeft de jongen dus rood haar gekregen. 

Slide 9 - Tekstslide

Als iemand twee gelijke genen voor 1 erfelijke eigenschap heeft noemen we dit homozygoot dat zie je bij de twee kinderen op dit plaatje. 
Heeft iemand twee verschillende eigenschappen dus een genotype zwart/rood noemen we dit hetrozygoot. 

Sommige eigenschappen zijn sterker dan de andere, zo hebben de ouders in het plaatje beide een genotype van rood/zwart maar wel bruin haar. Dit komt omdat het gen voor donker haar dominant is over het rode haar. Dit rode haar is dan ressesief. Alleen als iemand 2 keer het gen heeft voor rood haar heeft hij dit ook. 
Als een eigenschap zwakker is dan een andere eigenschap is het
A
Hetrozygoot
B
Homozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met een genotype rood/donker is...
A
Hetrozygoot
B
Homozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met een genotype rood/donker is...
A
Hetrozygoot
B
Homozygoot
C
Dominant
D
Recessief

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Je kan nu tot opdracht 8 maken (blz 67)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noteer je genotypen?
Dominante genen geef je aan met een hoofdletter. 
Recessieve genen geef je aan met een kleine letter. 

Dominant
Recessief

Slide 14 - Tekstslide

Op dit plaatje zie je eerst de genotypes van de ouders voor oogkleur. De ene heeft twee keer het gen voor bruine ogen (homozygoot) en de andere twee keer het geen voor blauwe ogen (homozygoot)

Je kan zien dat de bruine ogen een dominant gen zijn omdat ze met een hoofdletter zijn geschreven. Blauwe ogen zijn met een kleine letter geschreven dus zijn ze recessief. 
Genotype moeder: AA
Genotype vader: aa
Genotype dochter: Aa. 

Slide 15 - Tekstslide

De genotypes voor de ouders schrijf je als het volgt op. 
Moeder: AA
Vader: aa

Als we nu naar de dochter kijken heeft ze één gen van haar moeder gekregen waarop een A staat en 1 van haar vader waarop een a staat. 
De dochter is dus  Aa

De moeder bij het vorige vraag was AA dan is ze
A
Homozygoot
B
Hetrozygoot

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De dochter uit het voorbeeld is Aa dan is ze..
A
Homozygoot
B
Hetrozygoot

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende personen is homozygoot dominant
A
aa
B
Aa
C
AA

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Je kan het maken tot opdracht 12 (blz 69)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de kans op een jongen of een meisje?
Ook bij bij de geslachtschromosomen krijg je er eentje van je vader en 1 van je moeder. 
Je moeder is Homozygoot XX
Je vader is Hetrozygoot XY
Dus het een kans van 50% dat je een jongen bent (of een meisje)

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de kans op een jongen of een meisje. In de vorige paragraaf hebben we het gehad over de geslachtschromosomen, hier staat de informatie voor jongens of voor meisjes op. Vrouwen zijn altijd Homozygoot voor deze chromosomen. (XX) en mannen zijn altijd XY. De zaadcellen van de man bevatten daardoor of een X of een Y chromosoom. Het is 50% kans welke de eicel bevrucht. De X is het een meisje, de Y is het een jongen. 
Wie van de ouders zorgt er voor of het een jongen of een meisje wordt?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Je kunt nu maken tot opdracht 13 op blz 71

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe voorspel je het uiterlijk van nakomelingen?

Slide 23 - Tekstslide


We gaan nu leren hoe we een kruisingsschema moeten maken. hiermee kun je voorspellen hoe groot de kans is dat je een kind krijgt met bepaalde eigenschappen. 
Je begint met het opschrijven van de fenotype, hier hebben beide ouders donker haar. 
Als tweede schrijf je de genen op. Dat zijn hier Aa en Aa. 
Dan schrijf je alle verschillende genen op die je hebt. A en a en A en a. 
De vierde is erg belangrijk, daar maak je een schema met 9 vakken. 
In de bovenste twee vakken van de 2e en 3e kolom schijf je de genen die bij de man voorkomen. 
In vak 2 en 3 van de onderste rij schrijf je de genen van de vrouw. 
Dan ben je klaar om te gaan kijken welke nakomelingen er kunnen ontstaan. 
Die komen in de nu nog lege vakjes. Steeds schrijf je op welke genen van de ouders hier bij elkaar komen. 

Onder de tabel schrijf je de uitkomst. dus 1X AA 2X Aa en 1X aa

De fenotype van de kinderen weet je nu ook Donker, Donker en rood. 
Aan de slag!
Dit is best moeilijk, pak ook even je boek erbij als je het nog niet snapt.
Je kan nu maken tot en met opdracht 18 blz. 71

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan het DNA worden aangetast. 
Erfelijke aandoening = Als je een fout gen erft van 1 of beide ouders. 
Mutatie = Verandering in het DNA. 
Dit kan ontstaan door de invloeden hiernaast. 


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Soms zijn de ouders niet ziek maar kunnen ze wel een kind krijgen dat een erfelijke ziekte heeft. Dit is ook het geval bij taaislijmziekte, een ziekte die steeds beter te behandelen is, maar wel zorgt voor ernstig zieke kinderen. 

In dit geval zijn beide ouders gezond maar zijn ze wel Hetrozygoot voor het gen van taaislijmziekte. 
De eerste twee kinderen zijn AA en zijn dus niet ziek. De derde is Aa en kan het wel doorgeven, net zoals zijn ouders is hij een drager. Het laatste kind is herozygoot recessief en is wel ziek. zijn genotype is aa. 
Afmaken!
Je mag nu de hele paragraaf afmaken. 
Ben je klaar dan kun je gaan leren voor de toets van maandag. Heb je nog vragen kom dan weer online in de teamsvergadering. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies